- 19 -
Na volgno430. Verzoeken van diverse organisaties om sub-
sidie in de kosten van het stichten en de
exploitatie van militaire Tehuizen.
De heer Poep.j es wil, in het licht van wat in de Tweede
Kamer gezegH werd over de militaire Tehuizen, een lans breken
voor het verlenen van een gemeentelijk subsidie. Hij wil
daartoe wel een principe-voorstel doen. Dit wordt mede onder-
steund door Mevrouw Stolte en de heer van der Ploeg.
Na gehouden stemming is dit voorstel verworpen met 7
tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heer B.R. Dijkstra, de
Swart, Tolsma, Soepboer, Kalma, P.Th. Dijkstra en Zondervan,
terwijl zich v<56r verklaarden Mevr. Stolte en MevrBijlsma
en de heren Poepjes en van der Ploeg.
Volgno. 500. Ontspanning ouden van dagen en werklozen.
Mevrouw Stolte voelt er wel voor in de andere dorpen,
waar zulks nog niet is, z.g.n. bejaardensociëteiten te stich
ten.
De Voorzitter geeft de raad laat men dan maar met ini
tia t i evênTcômën.
De heer B.R. Dijkstra vindt ook, dat het in dezen op het
initiatief aan komt.
Inkomsten
Volgno. 105. Wegbelasting.
De heer Kalma stelt de vraag of men ook bij benadering
kan zeggen op hoeveel de gekapitaliseerde onderhoudslast
van bepaalde waterschapswegen komt. Is dit b.v. te berekenen
door de Cultuur Technische Dienst.
De Voorzitter kan zich voorstellen, dat een waterschaps-
bestuur~'er belang bij heeft zulks te weten met het oog op
een voorgenomen verbetering van een weg of bij overdracht
van de weg aan de gemeente.
Volgno. 255. Hondenbelasting.
De heer van der Ploeg beklemtoont, dat er in werkelijkheid
geen waakhonden meer zijn. Die daarvoor doorgaan, dat zijn
de beesten, die in het vrije veld achter de schapen, vogels,
hazen enz. aanjagen.
De Voorzitter bevestigt, dat Burgemeester en Wethouders
er geenbezwaar"tegen hebben van aile honden een uniform
tarief als belasting te heffen, doch zulks mag niet op grond
van artikel 286 van de gemeentewet.
Wethouder Di.jkstra geeft in overweging maar zo niet klak-
keloos aan te nemen, dat de waakhonden, die als zodanig wor-
den opgegeven, dat ook inderdaad zijn.
De heer van der Ploeg maakt zich sterk dat er in de prac-
tiik wel waT s^FTeTToen is, al mag het dan theoretisch moei-
lijk zijn aan te tonen of het al of niet een waakhond is.
De heer de Swart steit het geval, dat een honddie vast
moet zitten"' loslopend wordt aangetroffen.