-1.777.811
GEMEENTE LEEUWARDERADEEL
BEBOÏÏWIRGSVOORSÇHRIFTEN behorende bij het uitbreidingsplan
onderdelen voor de kern STIENS.
De Raad der gemeente Leeuwarderadeel
B e s 1 u i t
A. in te trekken zijn besluit van 8 Augustus 1958, gewijzigd
bij besluit van 23 October 1959;
B. vast te stellen de volgende verordening, regelende de be-
bouwing van gronden, waarvan de bestemming in onderdelen
is bepaald in het uitbreidingsplan voor het dorp Stiens.
1Algemene bepalingen
Artikel 1Wijze van meten,
1. Goothoogte.
a. Waar in deze voorschriften wordt gesproken van goothoog-
ten worden deze gemeten van bovenkant aanliggend afge-
werkt terrein tôt bovenkant goot of, indien een platte
afdekking wordt toegepast, tôt bovenkant boeiboord plat.
b. Indien de voorgevel wordt uitgevoerd als opgaande top-
gevel, gelden de maximum en minimum goothoogten voor de
zijgevels; zij worden gemeten uit het terrein aanliggend
aan de voorgevel.
2. Niet-evenwijdige gevels of erfscheidingen.
De onderlinge afstanden van niet-evenwijdige gevels en de af-
standen van gevels tôt daarmee niet-evenwijdige erf scheidingen
worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
3. Perceel-breedte
De perceelbreedte wordt gemeten langs de in het plan vast-
gestelde weggrens.
II. Bestemmingsbepalingen
Artikel 2, Woningen
(bebouwingsklassen I,II,III, IV,V en VI)
Op de voor bebouwing met woningen (bebouwingsklassen 1,11,
III, IV,V en VI) bestemde gronden mogen, behoudens het be-
paalde in art. 5, uitsluitend worden gebouvtà eengezinshuizen
met daarbij behorende, niet voor bewoning bestemde bijgebouwen
(als garages,bergschuurtjes e.d.), uitsluitend ten dienste van
de bewoners van het eengezinshuis waarbij bedoelde bijgebouwen
behoren.
Artikel 3,
Plaatsing van woningen.
1 De grenzen van bebouwingsstroken zijn rooilijnen als bedoeld
in art.2, derde lid der woningwet, in die zin dat de in
art.2 van deze voorschriften genoemde eengezinshuizen voor-
zover behorende tôt de bebouwingsklassen I t/m V uitslui
tend mogen worden gebouwd op en binnen de bebouwingsstroken,
waarvan zij de omgrenzing nergens mogen overschrijden.
2. De voorgevels van de in het eerste lid bedoelde eengezins
huizen moeten worden geplaatst in de naar de weg gekeerde
begrenzende lijn van de bebouwingsstrook.