-3- 6. Daken, a. De dakvlakken der woningen in klasse 1,11 en VI moeten wor- den gesteld onder hellingen van tenminste 30°en ten hoog- ste 45°,in klasse III,IV en V onder hellingen van tenmin ste 30 en ten hoogste 52-g-o, b. Wanneer schilddaken worden toegepast mag de helling van de eindschilden maximaal 75° bedragen. c. Woningen moeten voor tenminste 80$ van de bebouwde opper- vlakte worden afgedekt met hellende dakvlakken, welke moe ten worden gedekt met gebakken pannen of natuurleien. d. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Y/ethouders toestaan dat andere dakbedekking dan de sub c genoemde worden toegepast, waarbij tevens ontheffing kan worden ver- leend van de sub a bepaalde minimum dakhellingen, e. Voor woningen in de bebouwingsklasse VI kunnen Burgemees ter en Wethouders vrijstelling verlenen van het sub a t/m c van dit artikel bepaalde. Artikel 5. Winkels, werkplaatsen e.d. "I.Ter plaatse waar winkels, werkplaatsen e.d. zijn toegestaan mogen inplaats van de in art,2 omschreven eengezinshuizen ook worden opgericht:winkelscaféswerkplaatsen en naar het oor- deel van Burgemeester en Wethouders daarmee gelijk te stellen inrichtingen. 2.Bij de sub 1 bedoelde inrichtingen mag één woning in hetzelfde gebouw worden ondergebracht 3.Voor inrichtingen, genoemd in het eerste lidgelden dezelfde bepalingen als in art.4 voor woningen zijn omschreven,met dien verstande dat, indien een woning boven een winkel of bedrijfs- ruimte wordt gebouw,de maximaal toegestane goothoogte met ten hoogste 1 m mag worden vermeerderd. 4.Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd voor het bouwen van kantoren toestemming te verlenen in aile bebouwingsklassen. Ten aanzien van de plaatsing en afmetingen kunnen nadere eisen worden gesteld. Artikel 6. Bijgebouwen. 1 .De in art.2 bedoelde bijgebouwen moeten voldoen aan de vol- gende voorwaarden: a.Bij woningen in de bebouwingsklassen I t/m V mogen zij worden opgericht: 1e.op de achtererven; 2e.op de bebouwingsstroken,indien zij tenminste 4 m achter de voorgevel zijn geplaatst, een aanbouw vormen aan het hoofdgebouw en de bepaling van art.4,lid 3, in acht wordt genomen. Bij woningen in de bebouwingsklasse VI mogen zij worden op gericht 1e. indien zij tenminste 5 meter achter de voorgevel zijn geplaatst, een aanbouw vormen aan het hoofdgebouw en het bepaalde in artikel 4,lid 3,in acht wordt genomenj 2e. op de zijdelingse erfscheidingenindien de voorgevel van deze bijgebouwen 15 meter achter de voorgevelrooi- lijn komt te liggen. b. Zij mogen alleen worden aangebouwd aan de achtergevel in dien 3/5 van de breedte van het hoofdgebouw vrij blijft van enige uitbouw, de diepte van de uitbouw,

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1962 | | pagina 73