-1.823.2
Onderwerp:
Uitvoering Boswet.
H u i z u m, 28 Mei 1962.
In het Staatsblad no. 256 van 1961 is opgenomen de wet van
20 Juli 1961, houdende nieuwe bepalingen ter bewaring van bos-
sen en andere houtopstanden, welke wet kan worden aangehaald
onder de titel van "Boswet".
De nieuwe Boswet zal op 1 Juli 1962 inwerking treden.
In de nieuwe Boswet is afgestapt van het huidige stelsel
van ontheffingen van het kapverbod, de z.g. kapvergunningen.
Hiervoor in de plaats moet een voorgenomen velling worden ge-
meld en wel tenminste één maanddoch niet langer dan een
jaar van tevoren.
Deze melding moet gebeuren op een daartoe vastgesteld for-
mulier, dat aangetekend naar de betreffende bosbouwconsulent
moet worden gezonden.
De wet opent de mogelijkheid tôt het opleggen van een kap
verbod, indien door de voorgenomen velling schade zou worden
berokkend aan het natuur- en landschapsschoon.
Krachtens de Boswet hebben de gemeenten een beperkte be-
voegdheid tôt het stellen van regels met betrekking tôt de
velling van bepaalde houtopstanden, waarvoor een ontheffing
van de meldingsplicht is verleend of waaromtrent de nieuwe
wet geen regels stelt.
BàJ de behandeling van de wet in de Tweede Kamer is lang-
durig gedebatteerd over de vraag, waarop een gemeentelijk kap
verbod betrekking zou moeten hebben. De in de wet voorgeschre-
ven regeling is tenslotte het resultaat van een compromis.
Een gemeentelijke regeling kan gêén betrekking hebben op
populieren en wilgen als wegbeplanting of in een rij staande
langs landbouwgronden. Evenmin op vruchtbomen en windscher-
men om boomgaarden en verder niet op kweekgoed en op fijn-
sparren, jonger dan 13 jaren (kerstbomen)
Overigens is de gemeente binnen de bebouwde kom geheel
vrij. Zij kan dus b.v. ook optreden ten aanzien van tuinen
en erven (waarop de Boswet geen betrekking heeft).
Verder kan de gemeente buiten de bebouwde kom regelend op
treden ten aanzien van afzonderlijke houtopstanden, kleiner
dan 10 are. Dat kan b.v. zijn een bosje omsloten door land
bouwgronden, Verder ten aanzien van rijbeplartingen van minder
dan 20 bomen en, wat misschien het belangrijkste is, ten aan
zien van houtopstanden op erven en in tuinen. Er zijn dus,
zoals uit bovenstaande blijkt, bepaalde punten, ten aanzien
waarvan dG geniGontiG buitGn dG bobouwdG kom mé(5r bGvo6gdh.0u.Gn
heeft dan het Rijk.
De wet is b.v. niet van toepassing op houtopstanden op
erven en in tuinen. De gemeenteverordening neemt deze wel
onder haar hoede.
Bovendien kan de gemeente ook het kappen van italiaanse
populier, linde, paardekastanje en treurwilg verbieden, welke
bomen geheel buiten de Boswet vallen.
Deze verschillen dienen te worden verklaard uit de onge-
lijkheid van doel3telling van de landelijke en gemeentelijke
overheid
AAN
d_ eR a a d