-1.714.12
De Raad der gemeente LEEUWARDERADEEL;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 16
Juli 1962;
B e s 1 u i t
vast te stellen de volgende:
VERORDENING op de heffing van een wegbelasting in de
gemeente Leeuwarderadeel.
Artikel 1
In deze gemeente wordt onder de naam van wegbelasting een
belasting geheven:
a. wegens gebouwde eigendommen en daarbij behorende erven, die
belenden aan of in de onmiddellijke nabijheid gelegen zijn
van openbare land- of waterwegen in de gemeente;
b. wegens ongebouwde eigendommen, die aan deze wegen belenden
of op deze wegen uitgang hebben.
Artikel 2.
1De belasting is verschuldigd door hen, die krachtens recht
van bezit of enig ander zakelijk recht het genot hebben van
de eigendommen, bedoeld in artikel 1
2. Als genothebbende wordt aangemerkt hij, die op 1 Januari van
elk jaar als zodanig in de kadastrale leggers is aangewezen,
tenzij kan worden aangetoond, dat een misstelling in die leg
gers heeft plaats gehad, of dat de v66r de 1ste Januari
plaats gehad hebbende veranderingen daarin nog niet waren
opgenomen, in welke gevallen met de gewijzigde toestand re-
kwning wordt gehouden.
3. Nieuw gebouwde eigendommen, welke eerst na de 1ste Januari
tôt bewoning of gebruik geschikt worden en gebouwde en onge
bouwde eigendommen, die na de 1ste Januari op grond van het
bepaalde in artikel 1 in de termen van belastingplicht komen
te vallen, zullen voor de belasting van het lopend jaar niet
in aanmerking worden genomen.
Artikel 3.
1De belasting wordt berekend naar de belastbare opbrengst van
de percelen, aangewezen in de kadastrale leggers.
2. Voor zover geen belastbare opbrengst in de kadastrale leggers
is opgenomen, wordt deze opbrengst door Burgemeester en Wet
houders geschat, die zich daarbij zo nodig door deskundigen
doen voorlichten.
Artikel 4.
1De belasting bedraagt jaarlijks zodanig percentage van de in
artikel 3 bedoelde belastbare opbrengst als nodig is om daar-
mede hoogstens vijftig procent van het totaal bedrag der kos-
ten, door de gemeente over de dienst van het afgelopen kalen-
derjaar wegens aanleg en onderhoud van openbare land- of wa
terwegen en voor afvoer van water en vuil en voor verlichting
uitgegeven, te bestrijden.
2. De Raad stelt bij afzonderlijk besluit het in het eerste lid
bedoelde percentage vast, welk besluit wordt onderworpen aan
de goedkeuring van de kroon.