-7-
De heer Soep"boer s teint grotendeels in met het sehrijven van
Burgemeester en Wethouders maar ziet in het prae-advies een
tegenstelling. Want enerzijds prijzen zij 's mans grote kwali
teiten, maar als het op de waardering in de vorm van bezoldi-
ging aankomt, willen zij geen maatregelen ter verbetering hier-
van nemen. Als spreker een vergelijking mag maken tussen de
tegenwoordige en het vorige hoofd van de Dienst, dan kan hij
die terughoudendheid niet begrijpen. Spreker zou daarom willen
voorstellen eerst maar eens te proberen of er voor het tegen
woordige hoofd niet een hogere bezoldiging te bereiken valt.
De Voorzitter herinnert er aan, dat aan deze zaak een voor-
geschiedenTs vast zit. Toen de vacature kwam, is er lang en_
breed over gesproken of voor de nieuw vastgestelde bezoldiging
wel een goede ambtenaar te krijgen zou zijn.
Dat is bijzonder goed gelukt. Ook de andere candidaat, die
met de Boer op de voordracht stond was volkomen voor zijn taak
berekend. Burgemeester en Wethouders hebben gemeend, los van
de persoon, geen reden te hebben de functie in een hogere rang
te plaatsen, maar gezien de kwaliteiten van de Boer, wilden
Burgemeester en Wethouders hem wel wat toe hebben. Zij hadaen
dat kunnen doen door hem meerdere periodieke verhogingen te
gevenmaar dat was niet mogelijk, omdat hij normaal al op zijn
maximum kwam. Als Burgemeester en Wethouders de functie in een
hogere rang zouden klasseren waren zij daar bij benoeming van
een opvolger door gebonden.
De heer Nijdam vraagt hoe of de bezoldiging in gelijksoor-
tige gemeenFen geregeld is.
De Voorzitter zegt, dat het in vrijwel ailegemeenten van de
orde van TjVeuwarderadeel overeenkomt met de huidige rang van
de Boer. Alleen Baarderadeel vormt een uitzondering maar daar
schijnt een bepaalde reden voor geweest te zijn. Spreker her—
haalt dat, naar zijn mening, de waardering in een hogere rang,
moeilijkheden zal geven bij benoeming van een opvolger.
De heer B.R. Di.jkstra vraagt of dat nu wel zo'n groot ge-
vaar is
De Voorzitter wijst er op, dat in dezelfde werkkring maar
één plaats'te" ve'rvullen is
De heer B.R. Dijkstra vindt, dat er ruimte moet blijven
voor de mog"ël"i~jkheid van opklimming. Het kan zijn dat men
iemand krijgt, die 100^ is, maar men kan ook iemand treffen,
die 130$ waard is.
De Voorzitter zegt, dat het in de onderhavige functie niet
mogeli'jY Ts belanghebbende in een hogere rang in te delen.
Dat ligt geheel anders op de Secretarie b.v. waar men de rangen
van ad junct-commiescommies, commies A en hoof dconnnies kent.
Daar zou het veel gemakkelijkerliggen om iemand met bijzondere
kwaliteiten in een hogere rang te plaatsen.
De heer B.R. Dijkstra zou toch de mogelijkheid willen schep-
pen, dat de"~ambtenaardie hoofd is van de Dienst voor oocia e
Zaken, in een hogere bezoldigingsklasse kan komen.
De Voorzitter wijst er nogmaals op, dat men bij het ontstaan
van een va"ca*ture een ambtenaar oproept in een bepaalde rang.
Deze zal er nooit aanspraak op mogen maken, dat hij te zijner
tijd in een hogere rang komt. Daar moet dan de mogelijkhei
maar toe bestaan!