-9- 15. Vaststelling van de gemeente-begroting voor het dienst- jaar 1963- Alvorens tôt behandeling van de begroting over te gaan aan de hand van het verslag van de commissie van rapporteurs geeft de Voorzitter de gelegenheid om algemene beschouwingen te houdenT De heer Terpstra opent de rij en spreekt alsvolgt: Nu mij de gelegenheid wordt gegeven om algemene beschou wingen te houden, wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om in het kort het een en ander naar voren te brengen en dit te meer, omdat ik als nieuweling deel van de Raad uitmaak en daardoor nog zonder politiek verleden, vrij en fris tegen- over het werk sta dat hier gedaan moet worden. Ik breng dit laatste direct maar naar voren, omdat ik er in de korte tijd dat ik raadslid ben, al van overtuigd ben, dat de taak van een raadslid zowel in zijn hoedanigheid als uitvoering er wel wat anders heen ligt dan buitenstaanders vaak menen. Als afgevaardigden van de een of ander politieke partij wordt men op deze plaats gesteld en het spreekt wel vanzelf, dat allemaal zoals wij hier zitten, dus geacht worden hier te zijn als de vertrouwensman of -vrouw van een bepaalde groepe- ring. Dit behoeft in feite vanzelf niets af te doen bij het nemen van beslissingen, waar men de persoonlijke verantwoor- ding voor draagt, doch is en blijft alleen maar bepalend voor het uitgangsstandpunt waar men zich toe geroepen voelt. Alleen op deze manier zal het dan ook mogelijk zijn om de gemeenschap te dienen, maar dan is het ook nodig dat men moet proberen om begrip te krijgen voor elkanders standpunt en hiervoor is in de eerste plaats vertrouwen nodig, ook dan wanneer men van inzicht mocht verschillen. Want men zal het in de Raad, gezien de verschillende levens- opvattingen vanzelfsprekend niet altijd met elkaar eens zijn en elk van ons zal dan ook voor zijn eigen standpunt strijden, zonder dat dit behoeft te leiden tôt een minder goede verstand- houding. Ik breng dit hier naar voren omdat er voor de installatie van de Raad al een punt is geweest, waar de meningen over verdeeld waren. Na onderling overleg is het niet gelukt om^ hierin verandering aan te brengen en bij de wethoudersverkie- zing was er dus geen overeenstemming tussen ons. De stembus in de Raad moest toen de beslissing brengen en dat is ook gebeurd op de meest democratische wijze. Een ieder heeft zijn stem kunnen uitbrengen naar eigen mening en ver- antwoordelijkheid Het standpunt dat onze fractie hierbij innam en ook tôt aan het einde toe heeft volgehouden, vond zijn grondslag in het feit dat wij van oordeel waren, dat de verhouding in het collège van burgemeester en wethouders niet geheel in over eenstemming was met de samenstelling van de bevolking in onze gemeente, zoals die bij de laatste verkiezing tôt uitdrukkmg was gekomen. Nu deze zaak zich inmiddels door de benoemmg van onze burgemeester heeft opgelost, behoefde ik hier niet op terug te komen, maar dat ik dat al doe komt alleen om te zeggen dat onze houding niet tegen de persoon van de heer Zondervan oi mevr. Bijlsma ging.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1963 | | pagina 17