-5-
Deze consequenties moet men aanvaarden en in de practijk zal
zich dat wel oplossen, al zal dat op het moment wel enige na~
ijver geven.
De heer de Swart informeert wie met de beoordeling wordt
bêlast
De Voorzitter antwoordt dat dit een ambtenaar van het bureau
PersoneeTsl)eîie"er van de Ver. van Ned. G-emeenten zal zijn in
samenwerking met de directeur van gemeentewerken en 2 technische
ambtenaren. De laatsten maken de beoordelingsstaten op. De amb
tenaar van het bureau personeelsbeheer treedt op als beoordelings-
adviseur. Het is de bedoeling dat een ambtenaar ter secretarie
op de duur deze taak overneemt.
De adviseur moet de zaak op gang brengen. Verder ligt het
zwaartepunt bij de dienst van gemeentewerken.
De heer de Swart meent, dat de beoordeling het best kan
geschieden cToor de 'directeur van gemeentewerken.
De Voorzitter legt uit dat deze functionaris daarin ook een
werkzaam aanïïiëT heeft. Periodiek vindt een beoordeling plaats
volgens administratieve regels. Na een jaar treedt een ambte
naar ter secretarie als adviseur op.
De heer Nijdam vraagt nader naar de voorschriften omtrent
de beoordeling."
De Voorzitter antwoordt dat er beoordelingsstaten worden
aangehoud en* do or de technische ambtenaren. Er is een interne
handleiding voor. Op de verschillende onderdelen wordt de be
oordeling vastgesteld. Dit gebeurt dus in eerste instantie bij
gemeentewerken en dat kan vrij summier geschieden. Is men het
er niet mee eens, dan kan men inberoep komen en wordt door
de beroepscommissie de zaak grondig onderzocht. Van willekeur
kan dus geen sprake zijn.
De heer ITi.jdam hoopt dat dit systeem niet lang zal duren.
De Voorzitter merkt in dit verband op, dat toen de werk-
classifica't'ie in Ilederland werd ingevherd, deze méthode in
Amerika werd afgeschaft.
Misschien krijgen we met een paar jaar een geheel ander
systeem.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt daarop
zonder hoofdelijke stemming aangenomen en vastgesteld wordt
het daarmede in verband staande besluit tôt wijziging van het
Algemeen Ambtenarenreglementdat als bijlage no. 11 aan deze
notulen is gehecht.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tôt wijziging van
de bijlagen A. en B. van de Bezoldigingsverordening 1962.
Dit voorstel luidt alsvolgt (bijl. 12).
De Voorzitter zegt, dat deze aangelegenheid in de vorige
vergadering "ook aan de orde is geweest. Er is toen^evraagd of
er terugwerkende kracht aan kon worden verleend tôt 1 Januari
1962, zoals ook door de commissie voor georganiseerd overleg was
voorgesteld. Hiertegen bestaat niet het min-ste bezwaar, van-
daar dat Burgemeester en Wethouders thans met dit voorstel
komen.