- 2 - 8e. voorgevel: de naar de weg of woonpad gekeerde gevel van een gebouw of indien een perceel aan twee tegenovergestelde zijden grenst aan een weg, de naar de meest nabij gelegen weg gekeerde gevel van een gebouw, tenzij tussen deze gevel en de weg zich een groen- of plantsoenstrook bevindt; 9e. achtergevel: de van de weg of woonpad afgekeerde gevel van een gebouw of indien een perceel aan twee tegenovergestelde zijden grenst aan een weg, de naar de meest nabij gelegen weg afgekeerde gevel van een gebouw, tenzij tussen deze weg en de naar de weg gekeerde gevel zich een groen- of plantsoenstrook bevindt, 10e. voorgevelrooilijn: de naar de weg of woonpad gekeerde begrenzing van een bebou- wingsstrook of indien de bebouwingsstrook aan twee tegenover gestelde zijden grenst aan een weg, de naar de meest nabij gelegen weg gekeerde begrenzing van een bebouwingsstrook, tenzij tussen deze weg en de naar deze weg gekeerde begren zing van een bebouwingsstrook zich een groen- of plantsoen strook bevindt. Artikel 2. wijze van meten. 1Waar in deze voorschriften wordt gesproken van voorgevelbreed- ten, worden deze gemeten tussen de zijgevelvlakken of de mid- dens van de gemene muren. 2. a. Waar in deze voorschriften wordt gesproken van goothoogten, worden deze gemeten van de bovenkant van het aanliggende afgewerkte bouwterrein, zoals deze hoogte bij het verlenen van de bouwvergunning vanwege burgemeester en wethouders ter plaatse zal worden gewezen, tôt de bovenkant van de goot, het boeiboord of het hiermede gelijk te stellen constructie- deel; b. Indien het terrein voor en achter het gebouw niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel; voor de achtergevel liggen in dit geval de maximum en minimum goot hoogten op dezelfde werkelijke hoogte als bij de voorgevel; c. Indien de voorgevel wordt uitgevoerd als opgaande topgevel gelden de maximum en minimum goothoogten voor de zijgevels; zij worden gemeten uit het terrein, aanliggend aan de voor gevel. 3. waar in deze voorschriften wordt gesproken van nokhoogten, wor den deze gemeten van de bovenkant van het aanliggende, afge werkte terrein, zoals omschreven in lid 2. 4. Waar in deze voorschriften wordt gesproken van onderlinge af- standen tussen niet evenwijdige gevels of erfscheidingen en van afstanden tussen gevels en daarmede niet evenwijdige erf- scheidingen, worden deze gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn. 5. waar in deze voorschriften wordt gesproken van de inhoud van gebouwen, worden deze gerekend voor zover betreft de buiten- werks gemeten inhoud van de gebouwen boven de begane grondvloer.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1963 | | pagina 87