- 7 -
4. Zijdelingse afstanden.
a. Bij het oprichten van de in lid 1 bedoelde bebouwing dient
de afstand tussen de bedoelde bebouwing en de zijdelingse
erfscheiding, tenzij het plan nadrukkelijk anders voor-
schrijft, ten minste te bedragen 2,5 m.
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te ver-
lenen van het bepaalde sub a wat betreft de in lid 1 ge-
noemde gebouwen: bedoelde bebouwing mag op de zijdelingse
erfscheiding worden opgericht, mits ten minste 4 m tôt de
erfscheiding te anderer zijde onbebouwd blijft.
Artikel 7.
winkels of kleine bedrijven.
1Nadere bepalingen.
a. Op gronden waar winkels of kleine bedrijven worden opge
richt, overeenkomstig art, 3, lid. 1 sub b, gelden de
volgende nadere bepalingen:
1. de bebouwingsstrookdiepte bedraagt, tenzij het plan na
drukkelijk anders toestaat, 12 m.
2. bijgebouwen zijn toegestaan op de bebouwingsstroken en
op de achtererven met een max. goothoogte van 5 m. ter-
wijl het geaamenlijk oppervlak van de bijgebouwen niet
meer mag beslaan dan 200 m^.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het sub a 2 bepaalde wat betreft bijgebou
wen ten dienste van garagebedrijven of naar het oordeel
van burgemeester en wethouders hiermede gelijk te stel-
len bedrijven; het gezamenlijk oppervlak van deze bij
gebouwen mag ten hoogste beslaan 400 m^.
4. Be maximaal toegestane goothoogte, overeenkomstig het
bepaalde in art. 3, lid 4, mag wat betreft de sub a be
doelde gebouwen met 1 m worden vermeerderd, indien een
woning boven een winkel- of bedrijfsruimte wordt ge-
bouwd
2. Plaatsing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stel-
len inzake de plaatsing van de bij lid 1 bedoelde gebouwen en
bijgebouwen.
Artikel b.
Gronden, bestemd voor agrarische doeleinden.
1Bestemming.
Op gronden bestemd voor agrarische doeleinden mag
a. uitsluitend agrarische bebouwing worden opgericht, met dien
verstande dat bij elk bedrijf ten hoogste één dienstwoning
mag worden opgericht.
b. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te ver
lenen van het bepaalde sub a voor de bouw van een tweede
dienstwoning, mits de bedrijfsoppervlakte ten minste 3 ha.
bedraagt en alleen dan indien op het betrokken bedrijf een
zodanige woning afwezig is.