Artikel 12. Het pensioen wordt naar boven in guldens afgerond. Het wordt per kwartaal uitbetaald. De kwartaalbedragen, welke niet binnen twee jaren na de eerste dag, waarop zij geïnd hadden kunnen worden, zijn ingevorderd of met betrek- king tôt welke niet binnen twee jaren, nadat het kwartaal is verschenen, een bewijs van in leven zijn aan burgemeester en wethouders is ingezonden, worden niet meer betaaldi Artikel 13° Het pensioen vervalts a. met ingang van de dag, waarop de gewezen wethouder weer als wethouder dezer gemeente optreedt^ b. indien gedurende vijf achtereenvolgende jaren na de eerste dag, waarop het geïnd had kunnen worden, iedere invordering achterwege is gebleven of indien gedurende genoemd tijdvak geen bewijs van in leven zijn aan burge meester en wethouders is ingezonden. Artikel 14° Toekenning van pensioen geschiedt op schriftelijke aanvrage door of vanwege de belanghebbende aan burgemeester en wethouders en na overlegging van de door hen voor de regeling van het pensioen nodig geoordeelde stukken. HOOFDSTUK III. Het verband_tussen het pensioen en pensioen krachtens de Algemene Ouderdoms- wet. Artikel 15. 1Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onders a. een algemeen ouderdomspensioen; een pensioen als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet b. een pensioen; een pensioen aan een gewezen wethouder toegekend krach tens deze verordening. 2. Indien naast een pensioen recht bestaat op een weduwenpensioen krachtens deze verordening, is eerstbedoeld pensioen niet een pensioen in de zin van dit hoofdstuk. Artikel 16. 1. Voor een belanghebbende die tevens recht op een algemeen ouderdomspensioen heeft, wordt daarvan het bedrag dat geacht kan worden betrekking te hebben op een tijd overeenkomende met de diensttijd, tôt een maximum van 20 jaren waarnaar zijn pensioen is berekend, gerekend deel uit te maken van het be drag van zijn pensioen. 2. Ten aanzien van hem die op het tijdstip met ingang waarvan voor hem recht op algemeen ouderdomspensioen ontstaat, reeds recht op pensioen heeft, vindt het vorige lid toepassing met ingang van de eerste van de maand waar in het recht op algemeen ouderdomspensioen is ontstaan of zoveel later als het pensioen is ingegaan. 3. Het bedrag van het algemeen ouderdomspensioen, dat ingevolge het eerste lid gerekend wordt deel uit te maken van het bedrag van het pensioen, over schrijdt niet het bedrag van het algemeen ouderdomspensioen, dat geacht kan worden betrekking te hebben op het tijdvak, liggende tussen de aanvang en het einde van de diensttijd, waarnaar het pensioen is berekend. Artikel 1.7» Voor de toepassing van artikel 16 geldt het volgende. 1e. Het algemeen ouderdomspensioen wordt geacht betrekking te hebben op het tijdvak liggende tussen de tijdstippen waarop belanghebbende de leeftijd van 15 jaar en die van 65 jaar heeft bereikt. 2e. Als diensttijd wordt uitsluitend in aanmerking genomen de diensttijd ge- legen voor het tijdstip, waarop de leeftijd van 65 jaar is bereikt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1965 | | pagina 147