- 6 -
Artikel 25°
1 Het pensioen van de weduwe van een overleden wethouder dan wel van een overleden
gewezen wethouder bedraagt voor ieder dienstjaar als wethouder doorgebrachttôt
een maximum van 20 jaren, ten hoogste 2,2 ten honderd van de laatstelijk genoten
wedde bedoeld in artikel 9*
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt het pensioen van de weduwe
van hem, die overlijdt als wethouder vôôr het bereiken van de leeftijd van 65 jaar,
of als gewezen wethouder in de période, waarover hem een uitkering als in artikel
1 bedoeld, is toegekend, afgeleid van een diensttijd met een maximum van 20 jaren,
Indien welke zou zi jn vervulc/de overleden wethouder of gewezen wethouder zi jn ambt tôt
de leeftijd van 65 jaar zou hebben bekleed.
3. Indien wegens een zelfde sterfgeval voor een weduwe recht ontstaat, zowel op een
weduwenpensioen op de voet van deze verordening als op een pensioen als weduwe
van een wethouder of gewezen wethouder van een andere gemeente of als weduwe van
een lid dan wel gewezen lid van Gedeputeerde Staten van een provincie, of op een
weduwenpensioen krachtens hoofdstuk I van de wet van 1 augustus 195^ (Stb.455J
krachtens de wet van 31 juli 1957 (Stb.324)» wordt tijd, welke voor de regeling
van meer dan één dier pensioenen medetelt en niet daadwerkelijk gelijktijdig in
de verschillende ambten is doorgebracht, slechts medegeteld voor de regeling van
het pensioen, waarbij die tijd het hoogste bedrag oplevert.
Artikel 26.
1. Het pensioen van de wezen bedraagts
a. voor elk kind, welks moeder aan het overlijden van de vader aanspraak op pen
sioen ontleent 1/5 van het bedrag van dat weduwenpensioen!
b. voor elk ander kind 2/5 van het op de voet van het bepaalde in artikel 25
berekende weduwenpensioen.
2. Het wezenpensioen wordt ambtshalve gebracht van 1/5 op 2/5 van het bedrag, waar-
van het is afgeleid, als het weduwenpensioen van de moeder is geëindigd.
Artikel 27°
Het gezamenlijk bedrag aan weduwen— en wezenpensioen of aan wezenpensioen gaat het
bedrag van het pensioen waarop de overleden echtgenoot aanspraak had of uitzicht
zou hebben gehad indien hij niet was overleden, niet te boven. Indien in verband
met dit voorschrift de pensioenen een vermindering moeten ondergaan, geschiedt deze
in evenredigheid van de bedragen dier pensioenen.
Artikel 28.
1Indien wegens eenzelfde sterfgeval voor de weduwe aanspraak bestaat op een weduwen
pensioen zowel krachtens deze verordening als krachtens een andere regeling, als
bedoeld in het tweede lid, en het totaal van die pensioenen meer zou bedragen
dan het in het derde lid bedoelde grensbedrag, wordt eerstbedoeld pensioen be-
perkt tôt een zodanig gedeelte van dat grensbedrag, als evenredig is aan de ver—
houding, waarin dat pensioen staat tôt het totaal van die pensioenen.
2. Onder een weduwenpensioen krachtens een andere regeling wordt in dit artikel
verstaan een weduwenpensioen ten laste van de Nederlandse Schatkist anders
dan ingevolge wettelijke garanties of ingevolge overneming van de verplichting
tôt betaling -, ten laste van Suriname, van de Nederlandse Antillen, van voor-
malig Nederlands Nieuw-Guinea, van een publiekrechtelijk lichaam in Nederland
of in een der evengenoemde gebieden, dan wel ten laste van een door het open-
baar gezag in Nederland of in één van die gebieden ingesteld fonds.
3« Het in het eerste lid bedoelde grensbedrag is gelijk aan het bedrag, dat, bere-
kend naar de maximaal in aanmerking komende diensttijd, aan weduwenpensioen zou
zijn toegekend, met dien verstande, dat het niet minder bedraagt dan f 13*267»