- 4 - Voor een nadere motivering mogen wij U verwijzen naar de afzonderlijke voorstel— len tôt verhoging van deze belastingen. Worden deze voorstellen door U aanvaard dan komt alsnog beschikbaar een bedrag van f 40.000,waardoor het tekort op de begroting 1966 kan worden teruggebracht tôt f 35*000, De vraag zal bij Uw raad opkomen hoever moet worden gegaan bij de verhoging van de plaatselijke belastingen. Het is immers duidelijk dat op dit punt tusse.i de verschillende gemeenten een aanmerkelijk verschil in belastingdruk ontstaat. Hoewel wij uit berichten in de pers niet de indrtik hebben dat de gemeente Leeuwar— deradeel een uitzonderingspositie inneemt, vragen wij ons wel af hoe lang op deze wijze kan worden voortgegaan. Wij zijn dan ook slechts met de grootste tegen- zin tôt het besluit gekomen, dat deze verhogingen doorgang moeten vinden. Uitkomst kunnen deze verhogingen op de duur niet brengen, omdat daarvoor het gemeentelijk belastinggebied te klein is. Uit bijlage II, aangevende de beschik— bare dekkingsmiddelen, mogc U dat blijken in verhouding tôt de uitkeringen uit het gemeentefonds. Wij zijn dan ook van oordeel dat de uitkeringen uit het gemeentefonds van zodanige omvang zijn, dat deze niet overal voldoende zijn voor deindiviluele behoeften van de gemeenten. Het is volstrekt onmogelijk langs de weg van objectieve uitkeringen een oplossing te vinden. De ministers van binnenlandse zalten en van financiën hebben tôt nu toe geweigerd een beslissing te nemen op verzoeken van gemeentebesturen om aanvullende bijdra— gen uit het gemeentefonds, omdat eerst het resultaat van de werking van de Financiële verhoudingswet moest worden afgewacht. Deze wet werkt nu vanaf 1961 en de resultaten zijn met name in 1966 naar onze mening wel waarneembaar Wij menen dan ook dat een verzoek om een aanvullende bijdrage tôt het bedrag van het begrotingstekortdat overblijft na de belastingverhogingen en vermeerdera met de kapitaalslasten van naar onze mening noodzakelijke werken en andere onver- raijdelijke verhogingen, welke nog aan de orde zullen moeten komen, dient te woi— den gedaan. Onder het punt kapitaalswerken zullen wij hierop verder ingaan. Een concept—besluithoudende verzoek aan de minister van binnenlandse zaken en van financiën om met toepassing van art. 12 van de financiële verhoudingswet een aanvullende bijdrage uit het gemeentefonds te verlenen bieden wij U hierbij ter vaststelling aan. Financj ering gemeentelijke uitgaven. Teneinde het verloop van de conjunctuur in de hand te houden is met ingang van 1 januari 1963 de wet "Kapitaalsuitgaven publiekrechtelijke lichamen" in werking getreden. Het op grond van die wet in het leven geroepen "leningplafond heeft tôt gevolg dat de gezamenlijke publiekrechtelijke lichamen over een tijdvak van 12 maanden een bepaald bedrag aan leningen ^e garanderen leningen niet mogert o\er- schrijden, Gedeputeerde staten hebben bij de uitvoering van de wet een belangnjke taak. Bij de beoordeling van een ter goedkeuring ingezonden kapitaalswerk zullen gedeputeerde staten er niet alleen op letten of voldoende dekkingsmiddelen ter bescbiVkihg staan, maaf zal evenzeer worden beoordeeld of birman het provinciale leningscontingent vaste financieringsmiddelen beschikbaar zijn. Buiten dit toezicht vallen de rijksvoorschotten voor de woningwetbouw, terwijl voorrang zal worden verleend aan de uitvoering van uitbreidingsplannen. Overigens geeft deze wet voor de gemeente Leeuwarderadeel geen bijzondere proble- men; wij zijn het collège van gedeputeerde staten dank verschuldigd voor de m het bijzonder op dit punt ondervonden medewerking. Nieuwe werken 1966. Zoals reeds werd opgemerkt kon niet op de post "onvoorzien" een bedrag worden ge- reserveerd voor dekking van rente en afschrijving van nieuwe kapitaalswerken en voor andere nieuwe objecten. Dit neemt niet weg, dat wij een lijst hebben samengesteld van die zaken, welke in 1966 dringend aan bod moeten komen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1965 | | pagina 119