Agendapunt no. 11.
S t i e n s, 14 december 1965*
Onderwerp;
wijziging Algemeen Ambtenarenreglement
en Verplaat singskosienverordening
Aan
de gemeenteraad.
Bij circulaire van 8 april 1965 nr. AB 65/U679, deelde de Minister van Binnenlandse
Zaken aan de gemeentebesturen mede, dat het minimum van f 500,als vergoeding
voor de andere kosten (herinrichtingskosten) bij verhuizing en f 600,bij een
tweede verplaatsing binnen een termijn van drie jaren, kan worden aangepast, met
inachtneming van de inmiddels plaats gehad hebbende salarisverhogingen.
Dit zou momenteel hierop neerkomen dat bovenstaande minima van f 500,en f 600,
worden verhoogd tôt resp. f 723,en f 868,
Teneinde te vermijden, dat tôt steeds weerkerende wijzigingen zou moeten worden
overgegaan, wordt thans voorgesteld, bovengenoemde minima te koppelen aan het
maximum van schaal 12 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948*
Het Centraal Orgaan inzake gemeenschappelijke behandeling van gemeentelijke perso-
neelsaangelegenheden brengt voorts nog onder de aandacht van de gemeentebesturen,
dat er in de praktijk behoefte is gebleken tôt wijziging van artikel 62 van het
Algemeen Ambtenarenreglement, regelende de verplichting van de ambtenaar om binnen
de gemeente te wonen.
In de eerste plaats bestond behoefte aan een redactioneel duidelijker aansluiting
tussen de bestaande bepalingen van dit artikel en die van de Verplaatsingskosten-
verordening.
Daarnaast is bij de voorgestelde wijziging van artikel 62 van het Algemeen Ambte
narenreglement rekening gehouden met een zich eventueel in een aantal gemeenten
voordoende behoefte om het verplichte woongebied der ambtenaren, geheel of voor
gedeelten, te kunnen uitbreiden tôt buiten de grenzen der gemeente.
Het Centraal Orgaan heeft daarbij overwogen dat deze behoefte zou kunnen ontstaan
uit bijzondere plaatselijke omstandigheden, welke bij handhaving van de oorspronke-
lijke tekst van art. 62 tôt een veelvuldig gebruik van de in dit artikel gelegen
ontheffingsmogelijkheid zouden leiden.
Daarom wordt in het nieuwe art. 62 aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid
gegeven, om bij algemeen verbindend voorschrift een gebied aan te wijzen, waarbinnen
de ambtenaar verplicht is te wonen en welk gebied ruimer is gesteld dan hetwelk
wordt bepaald door de grenzen der gemeente.
De aan de tôt nog toe bestaande verplichting van artikel 62 ten grondslag liggende
wenselijkheid van een persoonlijke binding van de ambtenaar aan de gemeente welke
hij dient, moet o.i. vooropgesteld worden.
Ook het Centraal Orgaan meent in het algemeen en in beginsel wel aan deze wense-
lijkheid te moeten blijven hechten, maar is anderzijds van oordeel dat de vraag
of deze voor aile ambtenaren der gemeente in gelijke mate dient te gelden en in
hoeverre zij verenigbaar is met andere overwegingenslechts in plaatselijke be-
leidsbepaling beantwoording kan vinden.
Wij hebben er geen bezwaar tegen, en achten het met het oog op de nodige uniformi-
teit, zelfs wenselijk, dat de door het Centraal Orgaan voorgestelde wijzigingen
van het Algemeen Ambtenarenreglement en de Verplaatsingskostenverordening worden
overgenomen
Wel willen wij hierbij nadrukkelijk vaststellen, dat wij er voorlopig niets voor
voelen, om het verplichte woongebied van de ambtenaar tôt over de grenzen der
gemeente uit te strekken.