Vragen van het lid van. de gemeenteraad de heer W.J. Nijdam, met betrekking tôt de uitvoering van de Drankwet S. 1931 no. 476, en het daarop door hurgemeester en wethouders gegeven antwoordo Vragen van de heer ITijdcm. Naar aanleidiug van het feit, dat de heer E. Pierstra, Ereedijk 98 te Jelsum, zijn zaak verkocht hecft met de bedoeling, dat de toekomstige eigenaar er een bar met volledige vergunning in zal vestigen, zou ik Uw collège de volgende vragen willen stellen, welke ik graag in de eerstvolgende raadsvergadering beantwoord zou willen zien, 1Is het U bekend, dat de publieke opinie zeer gekant is tegen dit plan en dat velen zich afvragen of dit, vooral met het 00g op de jeugd, welke hier verre van alkoholvrij is, goen slechte gevolgen zal hebben. 2. Is het U bekend, dat er momenteel 4 gezinnen in de beide dorpen zijn, waarven bekend is, dat de dranic er een grote roi speelt en niet in de gunstige zin. 3. Wanneer hurgemeester en wethouders begrip tonen voor bovenstaande feiten, zijn zij bereid de reeds toegszegde vergunning in te trekken of in ieder geval niet meer te vorlenen dan een verlof A, Antwoord hurgemeester en wethouderss 1 en 2c Deze feiten waren hurgemeester en wethouders niet bekend. 3. Burgemeester en wethouders delen naar aanleiding van deze vraag mede dat elke aanvraag om een drankwetvergunning moet worden getoetst aan de daarvoor in de drankwet S, 1931 no. 476 gestelde bepalingen. In deze wet zijn eisen gesteld met betrekking tôt 2 de persoon van de aanvrageri bo de localiteit waarvoor de drankwetvergunning zal gelden. Het beginsel van de rechtszekerheid brengt mede, dat voor deze eisen objectieve maatstaven diensn te worden gehanteerd. Het gaat er derhalve niet om of hurge meester on wethouders begrip kunnen opbrengen voor de in de vragen nos 1 en 2 bedoelde feiten. maar om het feit of in casu een weigeringsgrond ingevolge de wet bestaato De weigeringsgronden zijn gelimiteerd in de wet opgenomen en luiden als volg^. De vergunning wordt geweigerd: 1Wanneer het vastgestelde maximum van vergunningen reeds is bereiktj 2. wanneer is bepaald, dat in de gemeente of in het deel van de gemeente, waar de localitoiten in het verzoekschrift genoemd, gelegen zijn, vergunningen niet noer mogcn ifprdsn verleendj 3. wanneer door het verlenen der vergunning in strijd zou worden gehandeld met een verordening, als bedoeld in artikel 10, eerste lid 36 der Drankwet, 4. wanneer de vergunning wordt gevraagd voor een localiteit, die voor de open- bare dienst wordt gebruikt, of die met zodanige localiteit binnenshuis go— meenscha.p hceft; 5. wanneer zij wordt gevraagd voor een localiteit in een gebouw, toebehorende aan het Rijk, provincie, gemeente of een waterschap; wanneer zij wordt gevraagd voor de verkoop elders d .1 in een kcw.-.- litoit ch.. indt ;.n ec.n gobe "J of in de gecouwde adnkorigheid van een - 7. wanneer zij wordt gevraagd voor de verkoop in een ten dienste van het publiek bestemds localiteit van een openbaar middel van vervoer of voor een locali teit, waarin vocr een zodanig middel van vervoer bureau wordt gehoudenj 8. wanneer zij wordt gevraagd voor een localiteit, waarvoor reeds een vergunning is verleendj Deze bepaling is niet van toepassing, indien de localiteit deel uitmaakt van een hôtel, waarvoor een hotelvergunning is verleend. Wanneer gelijktijdig voor eenzelfde localiteit meer dan éen vergunning wordt gevraagd, wordt slechts éên vergunning voor die localiteit verleend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1966 | | pagina 97