Agendapunt no 3 Voorstel 66/50 S t i e n s, 13 mei 1966 Onderwerp: uitvoering Boswet. Aan de gemeenteraad. Bij Uw besluxt van 29 mei 1964 goedgekeurd door gedeputeerde staten bij hun besluit van 7 juli 1964, afd. 2, no. 61j werd door U aan gedeputeerde staten van Priesland ontheffing gevraagd van de verplichting ingevolge artikel 1 lid 5 van de Boswet, om de grenzen van de bebouwde kommen vast te stellen. Voor een goed begrip diene» dat de grens van de bebouwde kom ingevolge de Boswet twee functies heeft. In de eerste plaats gelden de bevoegdheden van het Rijk en de verplichtingen tegenover het Rijk alleen buiten de bebouwde kom. Dit betekent, dat de ver plichting om van de voorgenomen velling van bomen mededeling te doen aan de directeur van het Staatsbosbeheer, welke plicht voortvloeit uit art. 2 van de Boswet, geen werking heeft ten aanzien van bomen binnen een bebouwde kom. ok de herplantplichtdie de Boswet oplegt aan de eigenaars van gronden, waarop bomen zijn geveld of op andere wijze zijn teniet gedaan, geldt niet als het bomen binnen de bebouwde kom betreft. Ten aanzien van deze bomen kan het Rijk evenmin een kapverbod opleggen. In de tweede plaats zijn de bevoegdheden van de gemeente en van de provincie binnen de bebouwde kom groter dan daarbuiten# De bevoegdheden van deze lichamen zijn namelijk binnen de bebouwde kom in principe onbeperkt, maar buiten de bebouwde kom betreffen zij slechts de alleenstaande bomen, de kleine bosjes als bedoeld in artikel 5, tweede lid der Boswet en overigens aile houtopstanden die niet behoren tôt een bij het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming. Uw collège was destijds met ons van oordeel, dat in een bosarme gemeente als deze, het niet noodzakelijk was om de grenzen van de bebouwde kommen inge volge de Boswet vast te stellen. bovenaangehaald besluit gevraagde ontheffing werd door gedeputeerde staten voor 2 jaren verleend. Deze termijn is thans verstreken, zodat opnieuw ontheffing moet w«rden aan- gevraagd Aangezien de omstandigheden, op grond waarvan door U 2 jaar geleden onthef fing werd gevraagd, nog precies dezelfde zijn, geven wij U in overweging, opnieuw een dergelijk verzoek tôt gedeputeerde staten te richten. Burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel, De secretaris, De burgemeester, P.J. KRAM H. HELLIUGA

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1966 | | pagina 13