Wethouder Zondervan zegt, naar aanleiding van een opmerking van de heer Tolsma
dat het moeilijk is om/Seze zaak te beslissen, dat dit toch wel meer met
besluiten van de gemeenteraad voorkomt.
De bezwaren zullen, wanneer de beslissing ook zou vallen,toch bestaan.
Uiteraard gaat het niet aan midden in een schooljaar de kinderen te verplaat-
sen, althans dan levert zoiets toch meer bezwaren op.
Overigens mag naar zijn mening niet uit het oog worden verloren dat een klein
dorp als Hijum zonder school in elk geval nergens meer is.
De heer B.R. Dijkstra vraagt nog naar het verloop van de schoolgrens.
De voorzitter duidt het verloop van deze grens aan de hand van een kaart aan.
De heer Di.ikstra vraagt of de onderhavige wijziging van de grens nog gevolgen
heeft voor Oude Leije, omdat de kinderen uit dit dorp de school te Vrouwbuurt
bezoeken.
Ook deze school moet niet in het gedrang komen, omdat ook deze school van
grote betekenis is voor de leefbaarheid van de kleine dorpen. Hij is wel voor
een vruchtbaar gesprek met de ouders.
De v.oorzitter ziet geen heil in een nieuw gesprek. De maatregel is nodig.
De raad zal toch spoedig een beslissing moeten nemen.
De heer Soepboer zegt te geloven dat de toelichting van de voorzitter goed is
geweest. Hij is ook van mening dat uitstel zou neerkomen op uitstel zonder
perspectief
De voorzitter zegt nogmaals dat burgemeester en wethouders het voorstel niet
zullen terugnemen. De raad is verantwoordelijk.
De heer Soepboer is ook van mening dat de raad de beslissing moet aandurven.
Het is hem wel opgevallen dat het Finkumer raadslid het voorstel om een nieuw
gesprek te houden niet steunt.
De heer Tolsma zegt, dat over zijn voorstel in zijn fractie gelijk wordt ge-
dachtHet gaat ook niet om voor of tegen de schoolgrenswijziging te zijn.
Alleen de situatie is thans niet zuiver. Bovendien doet de slechte situatie
zich toch niet zo plotseling voor. Er zijn meer wijzigingen van de school
grens geweest, maar deze lagen beter. Hij houdt staande dat burgemeester en
wethouders bij voorbaat zijn uitgegaan van een regeling zoals die thans
voorligt.
De voorzitter wil dit laatste nadrukkelijk ontkennen. Er is een open gesprek
geweest. Er was toen nog geen voorstel. Burgemeester en wethouders wisten
immers ook niet wat het standpunt was. Indien in het gesprek een oplossing
geboden was, dan waren burgemeester en wethouders zeker akkoord gegaan.
De heer Tolsma zegt, dat men er toch van uit is gegaan dat de school te Hijum
primair was.
Voor ons is het evenwel de vraag wat is primair, de belangen van de ouders en
de kinderen of de school.
De voorzitters "Wat wilt U dan? Wilt U van de ouders horen wat U als raadslid
moet doen?" Het is naar zijn mening uiteindelijk zo dat de raad besluit en
reglementeert als daar behoefte aan is. De verantwoordelijkheid ligt derhalve
bij de raad.
Het gevoerde overleg is niet "pro forma" gevoerd.
De heer Tolsma zegt, dat hij het als een eis van de démocratie ziet dat
contact met de burger wordt gelegd.
De voorzitter zegt, dat het gemeentebestuur het contact zelf heeft gelegd.
Natuurlijk kunnen de mensen ailes zeggen en moet het gemeentebestuur bereid
zijn dit aan te horen. Dat neemt niet weg dat het bestuur daarna de beslissing
zelf moet nemen en ook zelf een standpunt bepalen.
De heer Tolsma concludeert hieruit dat burgemeester en wethouders vast op
hun standpunt staan.