- 6 - Bovendien moet ook de eigen antenne in een vijftal jaren worden afgeschreven. De heer B. Dijkstra is van oordeel dat het hoe langer hoe meer voorkomt dat iets van de persoonlijke vrijheid moet worden afgestaano De raad besluit hierna zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel (beslu.it 67/40)<> 17. Vaststelling notulen van het besloten deel van de vergadering van 22 maart 1967» De notulen worden zonder discussie en hoofdelijke stemming vastgesteld zoals deze in ontwerp voor de leden van de raad ter inzage hebben gelegen. 18. Voorstel tôt intrekking van het raadsbesluit d.d. 22 maart 1967 nr. 67-30-3 en tôt verkoop van een perceel weiland aan S. Flapper jr. te Britsum (voorstel 67/49) De heer Soepboer constateert dat de transactie in vergelijking tôt die met de heer Anema, de gemeente 400,kost. De voorzitter bevestigt dit, maar zegt dat de heer Anema het land had gekocht, met de bedoeling dit aan iemand, die een perceel grond nabij de boerderij van de heer Anema in gebruik had, ter compensatie aan te bieden. De laatste heeft evenwel een eerdere bereidverklaring ingetrokken. Verder beschikt de gemeente niet over machtsmiddelen de verkoop aan de heer Anema te realiseren. De raad besluit hierna zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel (besluit 67/41) 19» Begrotingswijzigingen. De raad besluit de wijzigingen van de gemeente-begroting, zoals die voor de leden van de raad ter inzage hebben gelegen, vast te stellen en de wijzigingen van de begrotingen van de gemeentelijke sociale dienstzoals die voor de leden van de raad ter inzage hebben gelegen, goed te keuren. 20. Voorstel tôt ongegrond—verklaring van door Y.P. Dankert en S. Jongma ingediende bezwaarschriften tegen de hun opgelegde aanslag waterleidingrecht (voorstel 67/50) Mevrouw Bijlsma deelt mede niet achter het voorstel te staan. Naar de mening van spreekster is het een kwestie tussen de gemeente en het I.W.G.L..Mevrouw Bijlsma is van oordeel dat het niet mogelijk is iemand na twee jaar nog een aanslag 00 te leggen. De voorzitter merkt naar aanleiding hiervan op dat de aanslagen, juridisch gezien, terecht zijn opgelegd, dat de raad eerder heeft besloten de toen ingediende be zwaarschriften ongegrond te verklaren, maar dat de onderhavige procédure opnieuw is ingesteld op verzoek van de président van de belastingkamer bij het Gerechtshof waarbij de reclamanten voorziening hebben gevraagd. De raad had reclamanten indertijd niet in hun bezwaren moeten ontvangen omdat de beroepstermijn reeds was verstreken. Mevrouw Bijlsma acht het juist dat de reclamanten aile gelegenheid krijgen zich tegen de aanslag te verzetten. De heer Van Pijk constateert dat de van gemeentewege gegeven voorlichting inder tijd niet voldoende is geweest. Spreker is van oordeel dat de gemeente zich in een eerder stadium over aan de afnemers op te leggen lasten had moeten uitspreken. De voorzitter zegt dat burgemeester en wethouders aanvankelijk voornemens waren de raad voor te stellen een baatbelasting op te leggen, maar omdat inmiddels ook de aansluiting van onrendabele percelen in het Stienser Oudland ter sprake kwarm, is de onderwerpelijke verordening vastgesteld. Spreker stelt verder dat niet een eventueel gebrek aan communicatie tussen de gemeente en het I.W.G.L. aan de orde is, maar de vraag of de aanslag terecht is opgelegd. Over het laatste moet de raad zich uitspreken. De heer van Dijk meent dat het de gemeente om de knikkers en niet om het spel gaat. Het I.W.G.L. treft volgens spreker geen verwijt. De voorzitter zegt dat de reclamanten stellen dat het I.WoG.L» hen heeft medege- deeld dat geen extra lasten zouden worden opgelegd, maar het I.W.G.L. was in dat geval niet compétent over lasten te spreken, waarover het gemeentebestuur moet be- slissen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1967 | | pagina 11