- 2 - Verder hoopt de voorzitter dat de betekenis van het Oranjehuis voor het Neder- landse volk ook in de toekomst bestendigd zal worden. Alhoewel de monarchie momenteel in duscussie is, is het overgrote deel van het Nederlandse volk nog voorstander van de monarchie, zoals wij die kennen. 1. Beëdiging van het raadslid J. van Dijk. De heer J. van Dijk legt hierna in handen van de voorzitter de voorgeschreven eden af. De voorzitter herinnert aan de plezierige samenwerking welke de raad me3r de voorganger van de heer Van Dijk, de heer De Swart,heeft ondervonden. Spreker hooptop eenzeifde samenwerking met de heer van Dijk. 2» Vaststelling notulen van de vergadering van 22 maart 1967» De heer Span mcrkt op dat de secretaris (wellicht zonder opzet) zijn partij heeft "vermoord". In de notulen bladzijde 2, staat namelijk "Fries Nationale Partij" in plants van "Fryske Nasjonale Partij". De raad gaat ermee akkoord dat dit wordt gecorrigeerd. De heer Soepboer zegt dat hem achteraf is gebleken dat de naam die in Britsum in de plaats is gekomen van "Underom" niet is afgeleid van Lieuwe Hellinga maar van Lieuwe Jellinga. De raad besluit het besluit van 22 maart 1967 in die zin te wijzigen dat "Lieuwe Jellingastrjitte" wordt gelezen in plaats van"Lieuwe Zellingastrjitte" Verder merkt de heer Soepboer op dat op bladzijde 5 v^n de notulen "Underwâl" staat vermeld in plaats van "Underom". De raad gaat ermee akkoord dat deze wijziging in de notulen wordt aangebracht. Mevrouw Bijlsma vraagt wanneer de straatnaamborden worden aangebracht. De voorzitter antwoordt dat de begrotinswijziging waarbij de kosten van het aanbrengen zijn geraamd, aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring is ingezonden Spreker merkt verder op dat de kosten van de borden in de bestemmingsplannen Cornjum ten laste van de exploitatie van die plannen worden gebracht. De raad besluit hierna de notulen zoals deze aan de leden van de raad in con cept zijn toegezonden, met inachtneming van de hiervoor vermelde wijzigingen, vast te stellen. 3o Ingekomen stukken en mededelingen (voorstel 67/35) De heer B. Dijkstra vraagt waarom goedkeuring is onthouden aan het raads- besluit tôt vaststelling van het bestemmingsplan Britsum III. De voorzitter antwoordt hierop dat Gedeputeerde Staten niet zo zeer bezwaren hadden tegen het plan als zodanig, maar dat de hierop betrekking hebbende be- bouwingsvoorschriften niet geheel passen in de denkwijze van dit collège. Imniddels heeft hierover overleg plaats gehad en dit is zover gevorderd dat verwacht raag >-Torden dat binnenkort een gewijzigd plan aan de raad kan worden voorgelegd. Spreker merkt verder op dat het verdagen van de beslissing op het raadsbesluit waarbij de bouwterreinprijzen werden vastgesteld in het onderwerpelijke plan, verband houdt met het onthouden van goedkeuring aan het eerderbedoelde raads besluit. De heer Soepboer is ernstig verontwaardigd over het feit dat door gedeputeerde staten nu pas een (negatieve) beslissing is genomen naar aanleiding van een raadsbesluit dat op 11 mei 1966 is vastgesteld. Spreker acht dit in strijd met de decentralisatie-gedachte welke van hogerhand steeds wordt gepropageerd op het gebied van de ruimtelijke ordening. De raad heeft in overleg met de planoloog een plan vastgesteld dat alom als een mooi plan werd aangemerkt en nu wordt o.m. als weigeringsgrond aangevoerd een te grote verscheidenheid in nokrichting. De heer Soepboer vraagt zich af of het wel de bedoeling van de wetgever is dat een toezichthoudend orgaan zich bemoeit met onderdelen zoals in het onderwerpelijke geval. Op die manier wordt elke bespoediging van de gang van zaken tegengewerkten worden de bouwmogelijkheden in een bepaald dorp voor jaren tegengehouden. De voorzitter kan zich de hartekreet van de heer Soepboer voorstellen, maar wijt de gang van zaken aan aanpassingsmoeilijkheden die voortvloeien uit de overgang van de oude op de nieuwe wettelijke regeling.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1967 | | pagina 3