- 13 -
3. Indien het bestuur dit gewenst acht, kan, in afwijking van het bepaalde in het
tweede lid, en onverminderd de goedkeuring bedoeld in het eerste lid, tôt een
andere solide wijze van belegging worden besloten.
4. De effec-ten van het instituut worden bij een solide bankinstelling in open be-
waarneming gegeven.
5. Voor het aankopen, belenen of verkopen van effec-ten worden de handtekening ver-
eist van de voorzitter, de secretaris en een daartoe door het bestuur aange-
wezen bestuurslido
6» Hetzelfde geldt voor de terugneming van bij de bankinstelling berustende effec-
ten.
Hoofdstuk XI
Wi.iziging van de regeling
Artikel 32
1. Wijzigingen in deze regeling kunnen alleen op voorstel van het bestuur bij de
raden der gemeenten worden aanhangig gemaakt. Zij zijn vastgesteld zodra de
voorgestelde wijzigingen zijn aanvaard door de raden van meer dan de helft van
het aantal deelnemende gemeenten, mits deze gemeenten een gezamenlijk inwoner-
tal van meer dan de helft van het tcstaal aanbal inwoners van aile deelnemende
gemeenten hebben.
2. Voor de bepaling van het aantal inwoners is artikel 4» eerste lid, der gemeente-
wet van toepassing.
3» In het besluit tôt wijziging van de regeling moet steeds een datum van inwerking-
treding worden bepaald.
Hoofdstuk XII
Toetreding en uittreding van gemeenten
Artikel 33
1. Toetreding tôt de regeling geschiedt bij raadsbesluit. De datum van toetreding
kan niet eerder worden gesteld dan drie maanden na het tijdstip, waarop het be
sluit tôt toetreding is genomen. Het bestuur is bevoegd, indien een voorziening
is getroffen voor een gemeenschappelijk beste] als bedoeld in artikel 22, vijf-
de lid, ten aanzien van de toetreding zowel als ten aanzien van de datum van
toetreding, voorwaarden te stellen ter waarborging van de financiële belangen van
het instituut en van de redelijke functionering van de administratie daarvan.
2. Uittreding uit de regeling geschiedt bij raadsbesluit. Tôt uittreding kan alleen
worden besloten in het vijfde kalenderjaar na dat van toetreding en vervolgens om
de vijf jaren, met dien verstande, dat het besluit vôôr 1 juli moet zijn genomen
en in werking treedt met ingang van 1 januari van het tweede daaropvolgende kalen—
der-jaar.
3» Uittreding als bedoeld in het tweede lid is slechts mogelijk indien daarbij de
betaling van de gemeentelijke bijdrage als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, 00k
na de uittreding is geregeld.
Hoofdstuk XIII
Ooheffixig der regeling
Artikel 34
1Tôt opheffing der regeling kan slechts worden overgegaan nadat twee/derde van de
raden der gemeenten daartoe heeft besloten, en nadat door het bestuur een gemeente