Agendapunt 21
Voorstel 68/88
S t i e n s, 26 augustus 1968.
Qnderwerps
Bestemmingsplan Britsum.
A a n
de gemeenteraad.
Zoals uit de lijst van ingekomen stukken, behorende bij de agenda voor uw
vergadering van 29 augustus a.s. blijkt, hebben gedeputeerde staten bij
hun besluit van 19 augustus j.l., 1e afd.no. 10.281, het besluit van uw
raad d.d. 29 december 19^7, no. 67/114» tôt vaststelling van het bestemmings-
plan Britsum goedgekeurd, behoudens voor wat betrefts
1e. het meest zuidelijke gedeelte (wel aangeduid als de "hofjes") en
2e. het bepaalde in artikel 3,onder 2a, sub 2e, van de van toepassing ver—
klaarde voorschriften, waarin ons collège de bevoegdheid wordt gegeven,
vrijstelling te verlenen van de bepaling dat de gezamenlijke opper—
vlakte der bijgebouwen bij een woonhuis niet meer dan 30 m2 mag be-
dragen, indien het een aangebouwd bijgebouw betreftj de oppervlakte
van dat bijgebouw zou dan maximaal 100^a van de oppervlakte van het
hoofdgebouw mogen bedragen.
Hoewel wij blij zijn, dat er nu eindelijk ten aanzien van dit plan eens een
beslissing is genomen, willen wij in aile duidelijkheid uitspreken, dat
wij ons met de door gedeputeerde staten op de goedkeuring gemaakte uitzon—
deringen niet kunnen verenigen.
Het lijkt ons nuttig, de gang van zaken met betrekking tôt het onderwerpe-
lijke plan nog eens na te gaan.
Omdat het bij raadsbesluit van 8 augustus 19^3 voor Britsum vastgeste"" de
plan, waarvan gedeputeerde staten bij hun brief d.d. 18 februari 1964,
1e afd., no. 187, sMden, dat de capaciteit aan de ruime kant was na 2§-
jaar nagenoeg was volgebouwd, stelde u in uw vergadering van 11 mei 1966
(nr. 66/32) een nieuw bestemmingsplan voor dit dorp vast. Dit raadsbesluit
werd, met de bijlagen, op 21 juni 1966 aan gedeputeerde staten ter goed
keuring gezonden. "Aangezien de behandeling der stukken niet kon plaats
vinden binnen de daarvoor bij de wet gestelde termijn" verdaagde bedoeld
collège de beslissing omirent het raadsbesluit voor ten hoogste zes maanden,
ingaande 22 december 1966. De beoordeling van het plan c.a. was toen kenne-
lijk nog niet zover gevorderd, dat men concrète vragen c.q. bezwaren aan
het gemeentebestuur kon voorleggen. Dat er uiteindelijk wèl bezwaren waren
bleek toen bij besluit van 11 april 1967, 1e afd. no. 4589, aan het Britsumer
plan goedkeuring werd onthouden.
De overwegingen waren2
a. dat men dit plan voor een dorp als Britsum te groot van opzet achtte;
b. dat er omtrent de economische uitvoerbaarheid van het plan geen gegevens
zijn overgelegd;
c. dat de in het zuidelijk plandeel geprojecteerde bebouwing in de klasse
III stedebouwkundig bezien qua figuratie onbevredigend is; dat de al-
daar geprojecteerde U-vormige bebouwingsvlakken met de daarin voorkomen-
de gesloten hoeken nauwelijks een aanwijzing geven op welke wijze voren-
bedoelde bebouwing zal worden geplaatst; dat het ontbreken van een voor -
geschreven nokrichting, alsmede de blijkbaar toe te laten grote ruimte
in maximum, respectievelijk minimum goothoogte en dakhelling een rommelig
en verward bebouwingsbeeld in de hand zal werken;