Agendapunt 6
Voorstel 68/ 74°
S t i e n s, 22 juli 1968.
Qnderwerp:
Intrekking verordeningen
reinigingsrechten en wegbelasting.
Aan
de gemeenteraad.
In uw vergadering van 22 februari j.l. werd een nieuwe verordening op de
heffing van een straat- en reinigingsbelasting vastgesteld, alsmede een
nieuwe verordening op de heffing van reinigingsrechten.
Zoals uit ons desbetreffend voorstel bleek, werd met de nieuwe bepalingen
beoogd, om aile eigenaren van percelen gelegen binnen een nader aan te
duiden gebied, waar de reinigingsdienst komt, aan te slaan voor het op-
halen van huisvuilongeacht of al of niet van de reinigingsdienst gebruik
werd gemaaktrWij meenden deze bevoegdheid aan artikel 280 van de gemeen-
tewet te kunnen ontlenen, waarin de bepaling voorkomt, dat een belasting
kan worden geheven, o.m, voor van gemeentewege afvoer van water en vuil.
Het was ons ook bekend, dat de Kroon dergelijke verordeningeno.m. van de
gemeente Wieringerwaard, had goedgekeurd.
Het heeft ons dan ook zeer bevreemd, dat op het ministerie van Binnen-
landse Zaken thans een andere mening wordt gehuldigd, waarmede wij door
tussenkomst van Gedeputeerde Staten in kennis werden gesteld. Naar de
mening van de Minister van Binnenlandse Zaken is de onderhavige veror
dening in strijd met artikel 280 van de gemeentewet, omdat volgens de
huidige opvatting, met "afvoer van water en vuil" in dit artikel wordt
bedoeld, de afvoer van water en vuil doormiddel van de riolering en niet
in verband kunnen worden gebracht met de werkzaamheden van de reinigings
dienst, die huisvuil ophaalt. Daarvoor kunnen alleen rechten worden gehe
ven op grond van artikel 275 van de gemeentewet, namelijk als vergoeding
voor een van gemeentewege verrichte dienst. Maakt men niet van de dienst
gebruik, dan kunnen ook geen rechten worden geheven.
Wij hebben deze aangelegenheid voorgelegd aan de Vereniging van Neder-
landse Gemeenten, omdat die ons in deze zaak had geadviseerd. Pogingen
harerzijds gedaan om de Minister van Binnenlandse Zaken tôt andere ge-
dachten te brengen, bleken vruchteloos.
Er blijft geen andere weg over, dan de door u in uw vergadering van 22
februari 1968 vastgestelde verordeningen in te trekken, waardoor de oude
toestand weer herleeft.
Wij stellen u voor daartoe te besluiten waarvoor een concept-besluit
ter vaststelling hierbij gaat.
Burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel
de secretaris, de burgemeester,
P.J. KRAM P. TH. DIJKSTRA L.B.
ta/s