- 2 -
welke jaarlijks op haar goede werking moet worden gecontroleerd door het KIMA s)
en welke aan het gehele te heschermen oppervlak te ailen tijde een potentiaal
geeft van - 850 mV of een meer negatieve waarde gemeten ten opzichte van een
Cu-CuS04~referentiecel
Ten behoeve van de kathodische bescherming moeten bovtngrondse delen van de in—
stallatie electrisch zijn gei'soleerd van de tank en de ondergrondse leidingen.
Deze isolatiestukken moeten tegen beschadiging zijn beschermd. De meting van de
weerstand van de grond mag niet geschieden onder extreme omstandigheden van
droogte en moet word_en bepaald op het diepste punt van de te maken uitgraving.
7. De tank moet zijn voorzien van een ontluchtingsleiding met een inwendige middel-
lijn van ten minste 38 mm.
Indien meer dan ëên vulleiding wordt toegepast moet deze maat -ten minste 50 mm.
bedragen. Deze ontluchtingsleiding moet bovengronds stevig zijn bevestigd. De
uitmonding van de leiding moet zich boven de begane grond bevinden en op zodanige
plaats, dat het uit deze leiding ontwijkende gasmengsel zich niet kan verzamelen
in een besloten ruimte, noch uitstromen nabij schoorstenen, ramen of andere ope-
ningen van gebouwen. Het boveneinde moet zodanig zijn omgeven of T-vormig zijn
uitgevoerd of door een kap zijn afgedekt, dat inregenen wordt voorkomen.
De ontluchtingsleiding moet op afschot naar de tank zijn gelegd. De ontluchtings
leiding moet te ailen tijde een open verbinding van de tank met de buitenlucht
verzekeren.
8. De tank mag geen andere inrichtingen voor de toevoer van buitenlucht hebben dan
de ontluchtingsleiding.
9. De leidingen moeten van metaal zijn en op afschot naar de tank zijn gelegd.
Indien in de zuigleiding een terugslagklep is aangebracht, moet deze onmiddellijk
v66r de pomp zijn gemonteerd
10. De uitvoering van de constructie voor het sluiten van de peilopening, van de vul
leiding en dergelijke moet zodanig zijn, dat vastroesten wordt voorkomen.
11. Aile leidingen en appendages moeten voldoende sterk zijn en waar nodig doeltref-
fend tegen beschadiging zijn beveiligdo Aile losneembare pijpaansluitingen aan de
tank moeten zijn aangebracht boven het horizontale vlak d.oor de bovenzijd van de
mangatstompen gelegd. Pakking— en electrisch isolatie—materiaal moeten bestand
zijn tegen olieprodukten en tegen invloed van de bodem. Koperen leidingen moeten
steeds electrisch worden geïsoleerd van de tank.
12. Het vulpunt (de aansluitkoppeling van de vulleiding) mag zich niet bevinden
binnen een gebouw, noch op minder dan 2 meter afstand van de horizontale pro—
jectie van een tank.
Bij het vulpunt moet duidelijk zijn aangegeven de netto-inhoud van de tank als—
mede voor welk pradukt de tank is bestemd.
13. De peilopening moet zodanig in uitvoering en afmetingen verschillen van de vul
leiding dat het niet mogelijk is de losslang van de tankauto rechtstreeks aan de
peilopening te koppelen.
Indien gewenst kan de contrôle op de goede werking van de kathodische bescherming
op aanvraag 00k door VEG-Gasinstituut of het Metaalinstituut TNO worden uitgevoerd.
In heuvelachtig terrein waar de tank hoger is gelegen dan de pomp, moet in de
zuigleiding een inrichting aanwezig zijn, welke ongewenste hevelwerking voorkomt?
in dit laatste geval moet tevens een afsluiter in de leiding worden geplaatst.
fflfs