Bijlage B.
Ontwerp-voorschriften bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, ad G, van
de Ver-ordening opslag gas-, huisbrand- en stookolie.
(Constructie- en installatievoorschriften betreffende opslag in
bovengrondse tanks voor gas-, huisbrand- en stookolie).
Constructievoorschriften.
1. De opslag mag geschieden in tanks, zoals verticaal geplaatste cilindrische
tanks of tanks met een rechthoekige doorsnede, opgesteld buiten een gebouw.
2. De stijfheid en de sterkte van de tank moeten voldoende zijn om schadelijke ver-
vorming gedurende het vervoer of als gevolg van eventuele verzakking van de
steunpunten of als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te voor-
komen, terwijl de dichtheid onder aile omstandigheden moet zijn verzekerd.
3» De ondersteunende constructie van een tank moet uit onbrandbaar materiaal be—
staan. Op plaatsen waar kans op verzakking bestaat dient een doelmatige fun-
dering te worden aangebracht.
4» Een tank moet van een goede en veilige constructie zijns bij een verticaal
geplaatste tank mag in geval van een explosie in de dampruimte slechts het
dak kunnen wijkenj horizontaal geplaatste cilindrische tanks dienen te vol—
doen aan de constructie-eisen gesteld in NEN-3353.
5» Het uitwendige van tanks en bij verticale tanks het inwendige, voorzover dit
niet met olieprodukten in aanraking komt, moeten deugâelijk tegen corrosie zijn
beschermd, bijvoorbeeld door doelmatige oppervlaktebehandeling en het direct
daarna aanbrengen van e.en doelmatige verf.
Spéciale aandacht moet worden besteed aan de aanhakingsvlakken van de tank
met de ondersteuningen resp. fundering.
6. Een tank moet van doelmatige afsluitbare openingen zijn voorzien waardoor
het inwendige wandoppervlak in voldoende mate kan worden onderzocht.
Zijn de afmetingen van de tank zodanig dat dit onderzoek alleen uitvoerbaar
is door het inwendige van de tanks te betreden, dan moet de tank zijn voor
zien van een mangat. Voor horizontaal geplaatste cilindrische tanks gelden
de eisen gesteld in HEM 3353? bij een verticaal geplaatste tank moet ten minste
êén mangat in het dak en indien de inwendige hoogte meer bedraagt dan ".50 meter
ten minste ëen mangat in de romp zijn aangebracht.
7- Een tank moet zijn voorzien van een doelmatige inrichting waardoor over- of
onderdruk, die ontstaat als gevolg van vullen, ledigen of temperatuurveran—
deringen, wordt opgeheven.
8. De zich direct tegen de buitenzijde van een tank bevindende verbindingsstukken,
afsluiters en appendages beneden het hoogste vloeistofniveau moeten geheel van
staal zijn vervaardigd.
Installatievoorschriften.
1. De tank moet zijn geplaatst op ten minste 1 m. afstand van de gevel van een
gebouw of van een erfscheiding, tenzij de inhoud meer bedraagt dan 100 m3, in
welk geval deze afstand ten minste 3 m moet bedragen. Indien echter deze gevel
horizontaal en verticaal gemeten tôt op ten minste 1 m. afstand van de tank van
onbrandbaar materiaal is vervaardigd, de inhoud van de tank niet groter is dan
2 m3 en de tank voor contrôle en onderhoud gemakkelijk kan worden verwijderd,
mag van deze afstand van 1 m. worden afgeweken.
2. Bij een totale opslag van niet meer dan 100 m3 moet de afstand tussen 2 tanks
ten minste 1 m. bedragen. Bij opslag groter dan 100 m3 dient deze afstand ten
minste 3 m. te bedragen.
3. Indien uit een tank wegstromende of gemorste olieprodukten schade aan derden
kunnen toebrengen, moet de tank door een oliedichte omwalling worden omgeven.