Tolsma een minder gelukkige opmerking. Want wanneer men de kosten van het on-
derwijs wil vergelijken, moet men in die vergelijking ook de toestand van de
schoolgebouwen betrekken. Men moet eveneens de vergoeding van de schoolschoon-
makers gaan vergelijken. Het is overigens zo, dat het onderwijs nooit het
slachtoffer mag worden van het streven naar een sluitende begroting. De Vere-
niging van Nederlandse Gemeenten heeft, ook een opmerking gemaakt over het on
derwijs aan scholen in kleine gemeenten. In een rapport staat o.a. "een ver—
betering van de onderwijsuitkering is in voorbereiding. Er moet gebroken wor
den met het systeem, waarbij de vergoedingen voor de exploitatiekosten worden
bepaald aan de hand van werkelijk gemaakte uitgaven in het verleden. Deze vi-
cieuze cirkel moet worden doorbroken".
Als wij ons werk met visie doen, moeten we kunren voorkomen, dat we volgend
jaar een aanbiedingsbrief bij de begroting krijgen, die op een sombere troon-
rede lijkt. Ik heb geen kritiek willen leveren, alleen maar gewaarschuwd. Voor
zover mogelijk wil de P.v.d.A-fractie het beleid van burgemeester en wethouders
blijven steunen.
Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan de heer Beeksma.
Als we aan het eind van het jaar de zaken, die de gemeente aangaan nog eens nar-
lopen, dan is êên van de belangrijkste veranderingen het feit, dat de raad
thans door een nieuwe voorzitter wordt geleido Ik heb bij uw installatie ge—
zegd, dat men u aan ons heeft toegewezen en dat wij in de praktijk maar moes—
ten afwachten of u de juisto man op de juiste plaats was. Ik wil u wel vertel-
len, dat ik met plezier onder uw leiding vergader, want er gaat vertrouwen van
u uit, u brengt de zaken eerlijk en u komt zoals u bent. U bent erin geslaagd
ons als mens hartelijk en vriendelijk tegemoet te treden en dat stel ik zeer
op prijs. Het is me opgevallen, dat u tijdens de raadsvergadering van 30 okto-
ber 1969 aan de mensen op de publieke tribune de vraag stelde, of er iemand
was, die geen fries verstond. Het stellen van deze vraag waarbij ik er dan
vanuit ga, dat u bereid zou zijn geweest onze taal vaarwel te zeggen had ons
op een vreemde weg kunnen brengen. Ik neem aan, dat de mensen op de publieke
tribune mensen uit deze gemeente zijn. En ik sta op het standpunt, dat we
moreel verplicht zijn iedere hollandse gast in het nederlands aan te spreven.
Indien wij dit anders zouden doen, zouden wij het fries en Friesland geen dienst
bewijzen. Maar ik geloof ook,. dat we Friesland geen dienst bewijzen, wanneer
we direkt bereid zijn onze taal vaarwel te zeggen, in het belang van diegenen,
die hier zijn komen wonen. We mogen in aile redelijkheid verwachten, dat de
verplichting tôt aanpassing bij hun ligt. Bekend is de uitspraak van een me—
vrouw uit Drachten, die alsvolgt luidt:"Ik dacht altijd dat het friese volk
zelfbewust was, zich bewust van een rijke cultuurschat, waarvan zij de drager
is. Het is me deerlijk tegengevallen over het algemeen zijn de friezen een stel
slappelingen.Hier kunnen wij het als fries sprekende friezen dan maar weer
mee doen. En laten wij eens eerlijk zijn, zo'n opmerking hebben wij wel eens
nodig. Voor het overige verdient u, voorzitter, aile lof.
Ik meen, dat ik u als econoom moet zien. Daar ben ik een beetje huiverig voor,
omdat in de praktijk de économie en het welzijn zo gauw met elkaar in conflict
komen. Als u bij uw installatie de Schepper dankt, dat u mee mag helpen dit
kleine stukje grond te besturen, dan hoop ik dat diezelfde Schepper u dat smal—
le weggetje mag wijzen, dat u moet bewandelen, zonder hier brokken te maken.
Wanneer u de gemeenteraad in het vooruitzicht stelt, dat de gemeentelijke be—
lastingen dienen te worden verhoogd, om meer armslag te krijgen, dan zult u
met sterke argumenten moeten komen. Dit mag namelijk geen afschuiving van de
lasten zijn van het rijk, over de gemeente, naar de burger. Ik stel het zeer op
prijs, dat met de beplanting in de nieuwe woonwijken een begin is gemaakt, want
aan de groenvoorziening zullen wij in de toekomst een grote aandacht dienen te
besteden. Ik ben daarom ook verheugd, dat de direkteur van gemeentewerken deze
instelling heeft. Ik heb bijzondere waardering voor het voornemen om aan de
sportraad. een nieuwe vorm te geven. Hierin zie ik de noodzaak van direkte in-
spraak. Dat u, voorzitter, een nader onderzoek wilt instellen naar bepaalde
punten van de begroting, wijst erop, dat u uw taak goed verstaat.