Aanvullend agendapunt 14
Voorstel 70/77 S t i e n s, 18 juni 1970.
Onderwerp
standpunt inzake
twee dammenplan.
Aan
de gemeenteraad.
Naar aanleiding van de door het raadslid B. Beeksma per schrij-
ven dd. 6 mei 1970 gestelde vragen alsmede naar aanleiding van
het adres van de Jongeren aktiegroep "Pro Twee Dammenplan" dd.
28 mei 1970, delen wij u het volgende mede:
De vragen onder a t/m d kunnen we bevestigend beantwoorden.
De onder e gestelde vraag of ons Collège het eerder ingenomen
standpunt handhaaft is een uitvoerig punt van bespreking ge-
weest. Hoewel sommige leden ter vergadering van het Kleibouw-
schap op 25 mei j.l. de mening waren toegedaan dat de vertegen--
woordigers van de diverse organisaties en gemeentebesturen vrij
mandaat hebben ter vergadering hun eigen inzichten naar voren
te brengen, kunnen wij dit - uiteraard minder belangrijke za-
ken voorbehouden - niet in aile opzichten onderschrijven.
Natuurlijk dient men te voorkomen dat een vertegenwoordiger
monddood wordt gemaakt, zodat hij zich niet vrij in de discus-
sie kan mengen. Dit zou aile aantrekkelijkheid verliezen en de
vrije meningsuiting en besluitvorming niet ten goede komen.
Daar het onderhavige onderwerp echter van verstrekkende beteke-
nis is, zijn wij van oordeel, dat een uitspraak van de betref-
fende vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van het Klei-
bouwschap, gesteund dient te worden door de diverse organisa
ties en raden.
Terwille van een democratische gang van zaken zal echter het
meerderheidsstandpunt ter vergadering ook door de minderheid
geaccepteerd moeten worden, daar anders de besluitvorming ter
vergadering wel afgeschaft kan worden. Omdat het voor elk lid
van het Algemeen Bestuur buitengewoon moeilijk wordt wanneer
hij bij een belangrijke zaak een afwijkend standpunt heeft ten
opzichte van dat van de organisatie welke hij vertegenwoordigt
zal hij zich telkens moeten beraden of hij zich bij het minder-
heidsstandpunt zal aansluiten dan wel dat hij zijn zetel ter
beschikking zal stellen.
Deze laatste mogelijkheid schept uiteraard ook konsekwenties.
Na tôt deze conclusies gekomen te zijn, achten wij het dan ook
wenselijk ons standpunt in deze kenbaar te maken en hierop uw
uitspraak te mogen verzoeken, opdat uw vertegenwoordiger zich
dan al of niet gesteund weet door uw zienswijze in deze.
Voor zover de gegeven informaties ons bekend zijn, zijn wij van
oordeel dat wij ons vooralsnog dienen uit te spreken vdor het
twee-dammenplan en wel om de navolgende redenen: