- 21 -
Samenloop van pensioenen (behoort bij afdeling II, hoofdstuk V, par. 1)
Ar-tikel 77
1Pensioenen ten aanzien waarvan de bepalingen, overeenkomende met de artike—
len 35 en 43a- van de wet van 1 augastus 195^, Stb. 455, toepassing hebben ge—
vonden worden, onverminderd de artikelen 31 en 32 en met inachtneming van het
volgende lid, met ingang van 1 januari 1966 of het later tijdstip waarop zij
zijn ingegaan, nader vastgesteld zonder de in eerstgenoemde artikelen vervatte
beperking.
2. De nadere vaststelling, bedoeld in het vorige lid, geschiedt zodanig, dat
niet daadwerkelijk gelijktijdig vervulde diensttijd slechts wordt meegeteld
voor de berekening van het pensioen op grond van deze verordening, indien die
tijd bij dit pensioen het hoogste bedrag oplevert. Bij de beantwoording van
de vraag, bij welk pensioen de niet daadwerkelijk gelijktijdig vervulde dienst
tijd het hoogste bedrag oplevert, wordt 00k rekening gehouden met een pensioen
krachtens een andere regeling, bedoeld in artikel 41, vijfde lid.
3« De voorgaande leden vinden slechts toepassing, indien tengevolge daarvan de
som van de pensioenen meer bedraagt dan deze zou hebben bedragen, indien de op
31 december 1965 van kracht geweest zijnde bepalingen van toepassing zouden
zijn gebleven. Indien krachtens de voorgaande volzin geen nadere vaststelling
der pensioenen plaatsvindt, is op het totaal der pensioenen artikel 46, eerste
lid, van toepassing.
Artikel 78
1. De artikelen 32 en 33 vinden tôt het tijdstip van inwerkingtreding van de
ze verordening geen toepassing in gevallen, waarin die toepassing zou leiden
tôt terugvordering van reeds betaalde pensioenbedragen.
2. In de in het vorige lid bedoelde gevallen blijven tôt het daarbedoelde tijd
stip de bepalingen, overeenkomende met de artikelen 35 en 43a van de wet van
1 augustus 1956, Stb. 455, van toepassing
3« Met ingang van het in het eerste lid bedoelde tijdstip worden in de daarbe
doelde gevallen de pensioenen herberekend met inachtneming van de artikelen
32 en 33 en wordt een toelage toegekend ten bedrage van het verschil tussen
het bedrag van het toegekende pensioen en het bedrag van het herberekende pen
sioen. Op deze toelage, die voor de toepassing van par. 2 van hoofdstuk V van
afdeling II en van de artikelen 59, 60 en 61 als pensioen wordt aangemerkt,
worden verhogingen van die pensioenen na het in de vorige volzin bedoelde tijd
stip in mindering gebracht.
Samenloop van pensioen en algemeen pensioen (behoort bij afdeling II, hoofd
stuk V, par. 2)
Artikel 75
In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 37 vindt voor de bereke
ning van het inbouwbedrag geen vermenigvuldiging plaats van tijd, gelegen voor
het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening die voor de berekening
van een pensioen als daarbedoeld in aanmerking wordt genomen.
Artikel 80
1Op schriftelijk verzoek van de weduwe die aantoont dat een rente of uitke—
ring als bedoeld in artikel 19onder 2e, der Ongevallenwet 1921, artikel 40,
onder 2e, der Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, onderscheidenlijk artikel 2,
tweede lid, der Zeeongevallenwet 1919, dan wel een zodanige uitkering krachtens
de Liquiditeitswet ongevallenwetten, daaronder begrepen de daarop verleende
toe- en bijslagen anders dan ingevolge de Wet compensatie premie Algemene Ou-
derdomswet Ongevallenrentetrekkers, is beperkt uit hoofde van haar recht op
algemeen weduwenpensioen als bedoeld in de Algemene Weduwen- en Fezenwet, wordt