Bijzonder weduwenpens1oen
Artikel 11
De bepalingen van deze verordening voor het weduwenpensioen zijn va: over-
eenkomstige toepassing op het bijzonder weduwenpensioen, tenzij uit de des-
betreffende bepalingen het tegendeel blijkt»
Tijdelijk pensioen
Artikel 12
De bepalingen van deze verordening voor het weduwen- en wezenpensioen zijn
van overeenkomstige toepassing op het tijdelijk pensioen, tenzij uit de
desbetreffende bepalingen het tegendeel blijkt.
Vervanging
Artikel 13
1. Het bepaalde in deze afdeling is niet van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van hem die krachtens het gestelde in artikel 96 van de gemeentewet
tijdelijk met de waarneming van het wethouderschap is belast geweest.
2. Voor de berekening van het aantal dienstjaren, zoals bedoeld in deze af
deling, kan op verzoek van belanghebbende tevens meetellen de période waar-
in hij krachtens het gestelde in artikel 96 van de gemeentewet tijdelijk
doch gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de tijdelijke waarne
ming van het wethouderschap is belast geweest, indien het tijdvak van die
waarneming zonder onderbreking wordt gevolgd door een tijdvak, waarin hij
anders dan krachtens artikel 96 van de gemeentewet als wethouder is opge-
treden.
3. Het verzoek bedoeld in het vorige lid dient binnen dertig dagen na de
datum waarop belanghebbende anders dan krachtens artikel 96 van de gemeente
wet als wethouder is opgetreder, bij burgemeester en wethouders te v rden
ingediend.
Hoofdstuk II Het eigen Pensioen
Het recht op eigen pensioen
Artikel 14
1. Hij die ophcudt wethouder te zijn heeft, tenzij hij zonder onderbreking
weer als zodanig optreedt, recht op pensioen indien hij op het tijdstip
waarop hij ophoudt wethouder te zijn, de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt»
2. Hij die ophoudt wethouder te zijn v66r het bereiken van de leeftijd van
65 jaar, heeft recht op pensioen bij het bereiken van die leeftijd, tenzij
hij op dat tijdstip weer als wethouder in deze gemeente optreedt»
Bedrag van het eigen pensioen
Artikel 15
1» Het pensioen van een gewezen wethouder bedraagt voor ieder dienstjaar als
wethouder, tôt een maximum van 20 jaren, 3»5 "ten honderdvan de laatstelijk
genoten wedde, aangepast overeenkomstig artikel 46.
2. Gedeelten van dienstjaren worden daarbij in aanmerking genomen volgens
een breuk, waarvan de noemer is 360 en de teller het aantal dagen van het be—
trokken dienstjaar» Voor de berekening van het aantal dagen wordt de maand
op 30 dagen gesteld.