BEPAUiVôc.» VOOR GcLDi-ENiNGEN VERSTREK'i OÛOR DE COOPERATicVt CENTRALE RAiFFEiGEiV BOERENLEENBANK G.A., TE AMSTERDAM c.q. DE 8IJ HAAR AANGESLOTEN BANKEN Op iedere geldlening aangegaan tussen de bank en haar debi- teuren zijn de volgende bepalingen van toepassing: 1. Onder 'débiteur' wordt verstaan zowel natuurlijke als recntspersonen, vennootschappen onder firma, maatschap- pen en dergelijke, die met de bank een geldlening zijn aangegaan. 2. Vervroegde terugbetaling, ook bij gedeelten, is altijd ge- oorloofd. Indien overeengekomen is dat een geldlening wordt afgelost met linéaire aflossingen strekt een ver vroegde terugbetaling in mindering op de laatste te ver- schijnen aflossingstermijn(en). Indien overeengekomen is dat de betaling van rente en aflossing op annuïteitsbasis geschiedt leidt een vervroegde terugbetaling niet tôt verla- ging van de rente- en aflossingstermijnen, doch tôt een daarmede overeenkomende verkorting van de looptijd van de lening. 3. De bank zal zich tegen risico's, welke voor haar uit de lening voortvloeien, naar eigen keuze, verzekeren indien de terugbetaling van de ter leen verstrekte gelden naar haar oordeel niet voldoende op andere wijze is zeker ge- steld. De premie en kosten van deze verzekering komen voor rekening van de débiteur. 4. Ingeval de rente op de verschijndag niet of niet ten voile is betaald, zal de bank vanaf die dag tôt de dag van beta ling een meerdere rente twee procent 's jaars berekend over de hoofdsom op de verschijndag, als boete kunnen vorderen. 5. De débiteur is op vordering van de bank verplicht om hypo- theek en/of andere - door de bank te bepalen - zekerheid voor zijn schuld to stollon. 6. Du hnnk on linar Ktichting(on) spaarbank zullnn hooldulijk kunnon vorduron wnt do débiteur aon do bank schuldig is of mocht wordon. Boido instollingon zijn stoods bevoogd aile golden, welke /ij, al dan niet opoisbanr, aan do débiteur verschuldigd zijn to verrekenen met aile gelden, die de débiteur, al dan niet opeisbaar, aan de bank verschuldigd is of mocht worden, ongeacht de valuta. 7. De débiteur mag geen verplichtingen (borgstellingen mede daaronder begrepen) tegenover andere banken of geldschieters anngaan, noch hypothoek of andoro zokur- lioid vorlonon voor andoro schuldon, zondor vooralgaando schriftelijke toestemming van de bank. 8. De débiteur is gehouden om, zolang zijn schuld aan de bank niet geheel is voldaan, de hem thans toebehorende onroerende goederen en de eventueel door hem nog te verkrijgen onroerende goederen, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bank niet te zullen verko- pen, te ruilen of op andere wijze te vervreemden of met hypotheek, of met enig ander zakelijk recht, hoe dan ook genaamd, te zullen bezwaren. 9. De door de débiteur bij de akte van schuldbekentenis aan- gegane verbintenis vormt een, ook voor zijn erfgenamen, ondeelbare schuld. 10. Hot door de débiteur verschuldigde is terstond en zonder opzogging, ingcbrokostolling of andere formaliteit op eisbaar in do volgende gevallen: a. wanneer de débiteur of een hypotheekgever nalatig mocht zijn in de nakoming van een of meer van de bopalirigon gomaakt, hotzij bij do akte van schuld- bokontoms, liotzij bij do akte waarbij hypothoek word c.q. zal worden verleend tôt zekerheid van de schulden van de débiteur, of de daarbij toepasselijk verklaarde Algemene Voorwaarden voor hypotheken, of wanneer het namens of door hem blijkens de desbetreffende akte van hypotheekverlening verklaarde niet geheel juist mocht blijken te zijn of niet het bedoelde gevolg mocht blijken mede te brengen; b. wanneer het lidmaatschap van de débiteur van de bank mocht eindigen, wanneer de débiteur en/of borg mocht emigreren of mocht overlijden, indien de débiteur een rechtspersoon is bij ontbinding van die rechtspersoon, wanneer de débiteur en/of borg failliet mocht worden verklaard, surséance van betaling mocht aanvragen-, onder bewind of onder beheer wordt gesteld, wanneer een andere créditeur beslag mocht doen leggen te zij- nen laste; c. wanneer het tôt zekerheid voor een schuld van de débi teur hypothecair verbonden onroerend goed geheel of ten dele mocht worden onteigend of worden opgeno- men in een plan tôt onteigening; wanneer de verbon den woningen onbewoonbaar mochten worden ver klaard of de débiteur c.q. een hypotheekgever een of meer van de op de gebouwen toepasselijke gemeente- lijke bouwverordeningen overtreedt, wanneer de bank een kennisgeving ontvangt als bedoeld in artikel 28 van de Woningwet; wanneer wordt gebouwd zonder Hinderwetvergunning, of in strijd met de Hinderwetver- gunning, of de Hinderwetvergunning komt te vervallen, wanneer een besluit tôt ruilverkaveling wordt genomen ten aanzien van een blok percelen waartoe ook het als gemeld verbonden onroerend goed geheel of ge- deelteiijk behoort, wanneer naar het oordeel van de bank de bouw of de verbouw van opstallen, ter finan- ciering waarvan door de bank aan de débiteur gelden ter leen zijn c.q. zullen worden verstrekt, wordt stopge- zot, staqnoort of wanneer hot bouwplan wordt gowij- ziqd of wannoor do voor do bouw of verbouw bestomdo golden voor andoro doolomdon worden aangowend; d. wannoor hot tôt zokorhoid voor oon schuld van do débi teur hypothecair vorbondon onroorond goed door brand, ovorstroming, vijandolijke inval of andere buiten- gewone oorzaken geheel of ten dele mocht teniet gaan of mocht worden beschadigd en voorts in aile gevallen waarin zich een omstandigheid voordoet, die tôt ge- gronde vrees aanleiding geeft dat het door de débiteur verschuldigde niet of niet geheel uit de opbrengst van hot hypothecair verbonden onroerend goed verhaald zal kunnon wordon; e. wanneer de brandverzekering met betrekking tôt het tôt zekerheid van een schuld van de débiteur verbonde- ne of de eventueel andere door de bank vereiste verze kering een einde neemt en niet direkt daarop aanslui- tend door een soortgelijke verzekering wordt vervan- gen; f. wanneer het hypothecair verbonden erfpachtsrecht c.q. opstalrecht om welke reden dan ook een einde neemt, of dreigt een einde te nemen, dan wel wanneer de débiteur nalatig mocht zijn in de nakoming van ver plichtingen, die hij bij de verkrijging van bedoeld recht heeft aanvaard en deze nalatigheid wordt gevolgd door boete-oplegging of verval respektievelijk dreiging van het verval van zijn rechten; g. wanneer ten aanzien van een hypothecair verbonden appartementsrecht, door de vereniging van apparte- mentseigenaars een besluit is genomen tôt wijziging van de akte van splitsing of het règlement, tôt sloping van het appartementsgebouw, tôt opheffing van de splitsing, of het recht van gebruik aan de débiteur c.q. do hypotheekgever wordt ontnomen; h. wanneer oen hypothecair verbonden vaartuig wordt

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1974 | | pagina 83