5 -
heer Tulner heeft voorgelezen is niet ter verantwoording van aevr. Stolte~v. d.Meulen
maar ter verantwoording van het afdelingsbestuur, Bovendien citeert de heer Tulner iets
wat de inleiding is geweest tôt het eigenlijke gesprek waarbij hij niet aanwezig is ge
weest. Wat nu is gezegd is dus niet volledig.
Verder wil hij nog graag weten of de heer Tulner toestemming heeft gehad van het P.v. d.A-
bestuur om uit dit agendapunt, de zinsnede die hij heeft voorgelezen, te citeren. Want
het is nml. een intem stuk dat in eerste instantie bestemd geweest is voor de leden
van de P.v. d.A. Hij acht het niet juist dat de heer Tulner daaruit citeert zonder te
weten wat er verder allemaal aan de h and is geweest.
De heer Tulner antwoordt hierop dat hij zich uiteraard niet bij het bestuur van de
P, v. d.A. heeft vervoegd om toestemming te vragen of hij uit het bex-mste stuk mocht voor-
lezen. Het gaat hem er ook niet om om hierop kritiek uit te oefenen. Het gaat zijn
fraktie om de zuiverheid van de verhoudingen en daar heeft raevr. it)lte-v.d.Meulen
naar zijn idee voldoende op geantwoord.
De heer Dam wil voor de duidelijkheid nog even stellen dat er in het voorjaar een ver-
gadering geweest is van de afdeling van de P.v. d.A. waarin de afdeling zich heel duide-
lijk heeft uitgesprolcen voor een afspiegelingscollege.
De voorzitter stelt voor het débat te sluiten.
Vaststelling van de notulsn van de raadsvorgadering van 7 augustus 1974.
De heer Tulner zegt dat op blz. 2 derde regel staat dat door hem wordt gezegd dat:"de
jeugdbeloning is dus blijkbaar wel toereikend om week aan week driftig te gaan stappen"
Hij wil hierbij duidelijk afstand nemen van wat in de Leeuwarder Courant stond. nml, dag
aan dag.
De heer Visser heeft het idee dat de notulen later in een vergadering weleens gebruikt
kunnon worden en dan moeten deze wel juist zijn, Hij heeft een paar typische stijlblocme-
tjes gevonden en dat valt hem op als schoolmeester, Er staat dan nml, wel eens onlogische
taal en het kan zijn dat men daarop weleens terug komt.
In de eerste plaats wil hij wijzen op het feit dat er aan het begin staat: "zonder dis-
cussic en zonder hoofdelijke toegrteœming". Dit zal volgens hem wel "zonder hoofdelijke
stemming" moeten zijn,
Op blz, 3 staat: "dat er met belangstelling wordt uitgekeken naar de realctie von de in
specteur van de ruimtelijke ordening.
Het kollege is hier uiteraard ook benieuwd naar omdat hierover slechts weinig jurispru-
dentie bestaat."Volgens hem wordt hier gozegd dat over de reaktie van de inspecteur
itfeinig jurisprudence bestaat. Hij neemt aan dat dit over een bepaald geval is nml, is een
winkel gelijk aan een bar.
Helemaal onderaan staat een zin waar volgens hem niemand iets mee kan nml, "Indien blijkt
dat inderdaad de vergunning is overtreden, kan hij geen ongelijk geven indien ctt ook wordt
gedaan". Dus hier staat dat men de wet maar moet overtreden want dan krijgt men altijd
gelijk, Hier zal stellig iets anders mee worden bedoeld. Volgens de heer Visser is hier
bedoeld dat de wet is overtreden door geen vergunning te hebben.
De heer Dam merkt op dat op blz. 6, punt 5 door de heer Tulner naar een bepaalde zaalc
wordt geinformeerd, maar dat het antwoord van de voorzitter niet vermeld is. Bij nadere
informatie kwam het zijn fraktie voor dat het antwoord dat door de voorzitter werd gege
ven niet helemaal juist is geweest.
De voox^zj.tter le°st nu het antwoord voor zoals dat is genotuleerd.
De heer Dam merkt op dat het antwoord dat de voorzitter de heer Tulner heeft gegeven
niet is genotuleerd. Hij vraagt de voorzitter of hij zich dit nog kan herinneren.
De heer Tulner zegt nu dat hij toen voorstelde om het aanleggen van de speelgelegenheden
voor de jeugd in te brengen in het bouwrijpmakon van het terrein, in de totale kostenbe-
rekening om tôt de kavelprijs te komen. En om die prijs niet op to drijven stelde hij toen
voor om een gedeelte van de grondkosten over te hevelen naar de speelplaatsen. Toen