Ten aanzien van het gestelde door de heer Dam wijst hij erop, dat de raad van Kerken wel iets als gevaarlijk kunnen ervaren, maar het ia nog altijd de vraag of het ook inderdaad gevaarlijk is. Dat er kinderen op de Wythusterwei rolschaatsen is naar zijn mening niet te wijten aan de verkeerssituatie, maar aan dementaliteit van de kinderen. De heer de Haan merkt op, d± het verkeer een afgeleide is van de mens. Zijns inziens is het daarom niet mogelijk de mens aan te passen. Het afgeleide zal moeten worden aangepast. De voprzitter repliceert, dat dit een heel rare stelling is, Naar zijn mening is het nog altijd zo, dat je de mens iets kunt leren. Om de frakties gelegenheid te geven overleg te plegen over het voorstel van de heer Pgber om adhesie te betuigen aan de motie van de gemeente Leek, schorit de voorzitter de vergadering. Na heropening van de vergadering zegt de heer Tulnerdat het probleem Leek voor zijn fraktie ook een probleem is. Ook wij kunnen het verschil niet begrijpen, aldus de heer Tulner. Hij wijst erop, dat het V.N.G. al een hele tijd met dit probleem bezig is. In verband hiermede ziet zijn fraktie geen aanleiding het voorstel van de heer Paber te steunen. De heer Visser merkt op, dat het steunen van de motie van de gemeente Leek, miBschien een duw in de rug kan zijn van het V.N.G. Om deze reden is zijn fraktie bereid het voorstel van de heer Faber wel te steunen. Verder betoogt hij, dat er geen sprake is van een verschil tussen het westen of noor- den, maar tussen de kleine en de grote gemeenten. Wethouder mevr. Stolte wijst erop, dat er een afspraak is dat de gemeenten geen moties zullen verzenden, maar dat dergelijke zaken naar voren zullen worden gebracht via het V.N.G. De voorzitter zegt, dat hem bekend is (ht het V.N.G. aan deze materie werkt. Met het oog hierop, ontraadt hij het voorstel van de heer Paber te steunen. Hierna brengt de voorzitter het voorstel van de heer Paber in stemming. Voor wordt gestemd door mevr. de Boer en de heren Derksen, Scholtus, Paber, de Haan, Visser en Dam. Tegen wordt gestemd door mevr. Nicolaij en de heren Jansma, Tulner en Bak, alsmede de wethouders mevr. Stolte en de heer P. Soepboer. Hieruit volgt, dat het voorstel van de heer Paber met 7 tegen 6 stemmen is aangenomen. De heer Faber zegt, dat zijn fraktie van oordeel is, dat de motie van Idaarderadeel moet worden gesteund. Zijns inziens moeten de agrariërs het eierzoeken wel toestaan. Gebeurd dit niet, dan vervalt de wetenschap hiervan en dit komt de vogelstand beslist niet ten goede. De heer Jansma is van oordeel, dat het wel goed is, dat deze kwestie inderdaad aan de orde komt. Hij analiseert hierbij, dat het protest uit een hoek komt, waar men gek is op eierzoeken. Hij stelt verder, dat zijn fraktie er geen bezwaar tegen heeft, dat de eierzoekperiode met één week is ingekort. Waar zijn fraktie wel moeite mee heeft is, dat de inspraak in dezen heeft gefaald. Hij zegt dit niet van emi regering als deze te hebben verwacht. Indien er wel een goede inspraak was geweest, dan had de minister te horen gekregen, dat het door de deskundigen in Friesland wenselijk wordt geoordeeld, dat de eierzoek periode blijft, zoals hij nu is. Si als hij de kievit had gevraagd, aldus de heer Jansma, dan had hij van deze te horen gekregen dat hij het standpunt van de B.V.W.P. steunt. Om deze reden is zijn fraktie voor het steunen van de motie van Idaarderadeel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1975 | | pagina 16