Agendapunt 7 Voorstel 75/45 OndebwerpStiens, 19 maart 1975- gemeentelijke herindeling Aan de gemeenteraad Zoals u bekend is in maart 1974 verschenen het eerste deelrapport, dat een door gedeputeerde staten op 8 november 1971 ingestelde werkgroep heeft samengesteld en dat voorstellen bevat inzake de gemeentelijke herindeling dn Friesland. In de eerste hoofdstukken van dit rapport is aangegeven, hoe het vraagstuk van de gemeentelijke herindeling is benaderd, welke criteria gebruikt zijn, terwijl in de volgende hoofdstukken in hoofdlijnen is geschetst hoe het toekomstig ge meenteli jke grensbeloop volgens de werkgroep zou moeten zijn. Met de voorstellen van de commissie, als in het onderhavige deelrapport gefor— muleerd kunnen gedeputeerde staten zich vrijwel geheel verenigen. Voor één gebied en een aantal dorpen kon de werkgroep met de haar ter beschik- king staande gegevens nog geen verantwoord indelingsvoorstel doen. In dit gebied en in deze dorpen moet nog een voortgaand onderzoek worden verricht. Het resul- taat van dat onderzoek zal worden neergelegd in een tweede deel-rapportdat begin 1975 zal moeten verschijnen. Het gebied, waarvoor geen verantwoord indelingsvoorstel kan worden gedaan omvat de gemeenten FerwerderadeelLeeuwarderadeel, de Dantumadeelster dorpen Birdaard en Janum en de Westdongeradeelster dorpen Holwerd, Waakses en Brantgum. Dit gebied telde tijdens het onderzoek door de werkgroep 17-990 inwoners. Blijkens het eerste deelrapport staat de werkgroep op het standpunt, dat gezien de oriëntatiepatronen en de reacties op het eerder verschenen rapport inzake een ITieuwe Bestuurli jke Indeling nauwelijks te verwachten valtdat voortgaand onder zoek tôt de conclusie zal leiden, dat het gehele gebied van Leeuwarderadeel en Perwerderadeel bij de omliggende gemeenten dient te worden ingedeeld. Haar het oordeel van de i^erkgroep ligt het voor de hsnd, dat er één plattelandsgemeente gevornd moet worden, waarvan het gewpnste grensbeloop door voortgaand onderzoek vastgesteld zal moeten worden. In bijlage III van het deelrapport wordt uiteengezet hoe het voortgaand onderzoek naar de mening van de commissie opgezet en uitgevoerd moet worden. Ter voorkoming van misverstand i-jijst de commissie er op, dat het daarbij niet gaat om de wette- lijk vastgestelde procédure met betrekking tôt gemeentelijke herindelingen (art. 157 e.v. van de gemeentewetDe ,in deze artikelen geregelde "inspraak" van gemeenteradsn vindt plaats nadat de werkgroep haar werkzaamheden heeft afgerond In genoemde bijlage III wordt ten aanzien van het voortgaand onderzoek o.a. ge- steld: "Om tôt verantwoorde voorstellen te kunnen komen zullen wij echter meestal 00k de beschikking moeten hebben over aanvullende gegevens inzake de oriëntatiepa tronen van de genoemde dorpen en gebieden. Wij denken daarbij o.a. aan het woon werkverkeer, het onderwijsbezoek en de koopgerichtheid. Mede omdat het aanneme- lijk is, dat dergelijke gegevens veelal slechts zullen bevestigen, dat er sprake is van onduidelijke en/of meerzijdige oriëntatiepatronen, zal het eveneens vaak nodig zijn, dat wij inzicht krijgen in de indelingsvoorkeuren en opvattingen van de bevolking". "De hier bedoelde informatie willen wij trachten te verwerven door middel van hoorzittingen en enquetes. In de kleinere dorpen zullen wij "hoorzittingen" be- leggen. Een "hoorzitting" beantvjoordt het beste aan haar doel als de situatie redelijk overzichtelijk en het aantal aanwezigen niet te groot is. Daarora is een hoorzitting een minder geschikt instrument in wat grotere dorpen. Het verdient aanbeveling om in de dorpen met tenminste 500 inwoners het voortgaand onderzoek met behulp van een enquete te verrichten. Een representatief deel van de bevol king van deze dorpen zal geenqueteerd moeten worden. Wij menen, dat een monde- linge enquete de beste waarborgen biedt voor het verkrijgen van zo betrouwbaar mogelijke gegevens".

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1975 | | pagina 47