- 3 -
Ten aanzien van het gestelde door de heer Dam wijst hij erop, dat de raad van Kerken
wel iets als gsvaarlijk kunnen ervaren, maar het ia nog altijd de vraag of het ook
inderdaad gevaarlijk is. Dat er kinderen op de Wythusterwei rolschaatsen is naar zijn
mening niet te wijten aan de verkeerssituatie, maar aan dementaliteit van de kinderen.
De heer de Haan merkt op, dsfc het verkeer een afgeleide is van de mens. Zijns inziens
is het daarom niet mogelijk de mens aan te passen. Het afgeleide zal moeten worden
aangepast.
De voPrzitter repliceert, dat dit een heel rare stelling is, Naar zijn mening is het
nog altijd zo, dat je de mens iets kunt leren.
Om de frakties gelegenheid te geven overleg te plegen over het voorstel van de heer
Febîr om adhesie te betuigen aan de motie van de gemeente Leek, schorèt de voorzitter
de vergadering.
Na heropening van de vergadering zegt de heer Tulner, dat het probleem Leek voor zijn
fraktie ook een probleem is. Ook wij kunnen het verschil niet begrijpen, aldus de heer
Tulner. Hij wijst erop, dat het V.N. G. al een hele tijd met dit probleem bezig is. In
verband hiermede ziet zijn fraktie geen aanleiding het voorstel van de heer Faber te
steunen.
De heer Visser merkt op, dat het steunen van de motie van de gemeente Leek, misschien
een duw in de rug kan zijn van het V.N.G. Om deze reden is zijn fraktie bereid het
voorstel van de heer Faber wel te steunen.
Verder betoogt hij, dat er geen sprake is van een verschil tussen het westen of noor-
den, maar tussen de kleine en de grote gemeenten.
Wethouder mevr. Stolte wijst erop, dat er een afspraak is dat de gemeenten geen moties
zullen verzenden, maar dat dergelijke zaken naar voren zullen worden gebracht via het
V.N. G.
De voorzitter zegt, dat hem bekend is c& het V.N.G. aan deze materie werkt. Met het oog
hierop, ontraadt hij het voorstel van de heer Faber te steunen.
Hiema brengt de voorzitter het voorstel van de heer Faber in stemming.
Voor wordt gestemd door mevr. de Boer en de heren Derksen, Scholtus, Faber, de Haan,
Visser en Dam.
Tegen wordt gestemd door mevr. Nicolaij en de heren Jansma, Tulner en Bak, alsmede de
wethouders mevr. Stolte en de heer P. Soepboer.
Hieruit volgt, dat het voorstel van de heer Faber met 7 tegen 6 stemmen is aangepomen.
De heer Faber zegt, dat zijn fraktie van oordeel is, dat de motie van Idaarderadeel
moet worden gesieund.
Zijns inziens moeten de agrariërs het eierzoeken wel toestaan. Gebeurd dit niet, dan
vervalt de wetenschap hiervan en dit komt de vogelstand beslist niet ten goede.
De heer Jansma is van oordeel, dat het wel goed is, dat deze kwestie inderdaad aan de
orde komt. Hij analiseert hierbij, dat het protest uit een hoek komt, waar men gek is
op eierzoeken.
Hij stelt verder, dat zijn fraktie er geen bezwaar tegen heeft, dat de eierzoekperiode
met één week is ingekort. Waar zijn fraktie wel moeite mee heeft is, dat de inspraak
in dezen heeft gefaald. Hij zegt dit niet van eBn regering als deze te hebben verwacht.
Indien er wel een goede inspraak was geweest, dan had de minister te horen gekregen,
dat het door de deskundigen in Friesland wenselijk wordt geoordeeld, dat de eierzoek
periode blijft, zoals hij nu is. En als hij de kievit had gevraagd, aldus de heer
Jansma, dan had hij van deze te horen gekregen dat hij het standpunt van de B.V.W.F.
steunt. Om deze reden is zijn fraktie voor het steunen van de motie van Idaarderadeel.