- 3 -
De woningbouw in deze dorpen dient daarom niet geheel te worden uitgesloten, ten—
zij dit met het oog op een verantwoord leefmilieu niet mogelijk of om andere redenen
niet wenselijk is.
Overigens zijn wij er geen voorstander van, dat door de gemeenten in al deze kernen
een aktive grondpolitiek zal worden gevoerd. Er zal dus duidelijk een keuze moeten
worden gemaakt welke dorpen men wel en welke men niet wil laten groeien.
Wij menen in de struktuurnota duidelijk te hebben aangegeven hoe wij ons de ontwikke-
ling van de kleine dorpen in onze gemeente voorstellen.
Mocht de x*oorgestane ontwikkeling niet voldoende zijn om de noodzakelijke basisvoor—
zieningen te behouden, dan moet worden getracht deze langs mobiele weg te laten
funktioneren (b.v. rijdende winkels en bibliobus). Verder kan een goede samenwer-
king tussen kleine kernen een belangrijke bijdrage leveren tôt oplossing van deze
problematiek.
Uit de kolleges van burgemeester en wethouders van de regiogemeenten is een werk-
groep gevormd die moet trachten zoveel mogelijk koordinatie te brengen in de door
deze gèiheenten in te nemen standpunten. Daarom is getracht de diskussie over de
onderhavige nota zoveel mogelijk te struktureren.
Het lijkt ons daarom thans juist, na een meer algemene reaktie, in te gaan op de
doelstelling die door de voornoemde werkgroep uit deze nota is gedistillesrd.
Doelstelling 6.
De plaatsbepaling en de vormgeving van de woning en haar omgeving dienen op een
zodanige wijze te gebeuren dat er vele mogelijkheden voor het maken van keuzen ge-
schapen worden, een en ander waar mogelijk op basis van de door de bevolking geuite
woonwensen.
Deze stelling vinden wij vanzelfsprekend. Wij kunnen hierraee dan ook wel instemmen,
echter met dien verstande dat wij een régionale woningbouwprogrammering aanvaard-
baar achten.
Doelstelling 8.
Waar zich immigratie van enige omvang voordoet, moet het tempo van de bevolkings-
groei zodanig zijn dat de nieuwe bewoners zich kunnen inpassen in de reeds in ste-
den en dorpen aanwezige ipaatschappelijke strukturen^
Dit moet ook iry&e/farmgoving van de. uitbreidingen tôt uitdrukking komen.
Wij menen dat hierna zoveel mogèliik moet worden gestreefd en dat dit in de gemeen
te over het algemeen ook geslaegcfyfs,
Doelstelling 10.
De bestaande woningen en hun om ge vi ngnodig en mogelijk aan de tegenwoordige
te stellen eisen te worden aangepast, mede om hun benutting in de toekomst te
kunnen garanderen.
Dit moet naar ons oordeel, het grondprincipe zijn bij het opstellen van sanerings-
en rekonstruktieplannen voor siads- en dorpsbehoud met de bestaande strukturen.
Doelstelling 12.
Overlast van lawaai en stank dient te wbrden voorkomen.
Hierbij speelt het tolérantisvBrcagei^varyie bbtrokkenen een grote roi wat voor de
één aanVaardbaar is, is voor de ander volstrekt onaanvaardbaar.
Overigens ûntkennon wij niet, dat er grenzen aan het toelaatbare dienen te worden
gesteld.
Kriteria'voor het bepalen van de overlast mogen dan ook niet buiten de bevolking om
worden vastgesteld.