nr. 76/92
De raad der gemeente Leeuwarderadeel
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 augustus 1976
b e s 1 u i t:
I. onder de naam Zwembadcoramissie in te stellen een commissie als bedoeld in
artikel 61, lid 1, sub a, der gemeentewet voor de behartiging van de belangen
van de zwerasport in de gemeente Leeuwarderadeel
II. vast te stellen de volgende
VERORDENING REGELENDE DE S AMEN STELLINGNERKWIJZETAAK EN
BEVOEGDHEDEN VAN DE ZNEMBADCOMMISSIE:
Artikel 1
In het volgende wordt onder commissie verstaan de Zwembadcoramissie.
Artikel 2.
1De commissie bestaat uit tenminste zeven en ten hoogste tien leden, te wetens
a. een lid van het collège van burgemeester en wethouders;
b. een lid van dé gemeenteraad, geen lid van het collège van burgemeester en
wethouders zijnde;
c. tenminste vijf en ten hoogste acht lacen dt de inwoners van de ge. eente, niet
tôt het gemeentebestuur behorende en wel tenminste één lid afkomstig uit de
dorpen Jelsum of Cornjum, tenminste één lid uit het dorp Hijum, Finkum of
Oude Leije, tenminste één lid uit het dorp Britsum en tenminste twee leden
uit het dorp Stiens.
2. Als secretaris van de commissie fungeert een door burgemeester en wethouders aan
te wijzen ambtenapr ter secretarie en als technisch adviseur de chef-badraeester
van het zwembad i:De Middelsê".
3. De voorzitter van de commissie wordt door de ledèn van de commissie gekozen uit
de onder 1 van dit artikel onder b en c bedoelde leden.
Artikel 3. -
1. Burgemeester en wethouders benoemen het in artikel 2, lid 1, onder a bedoelde
lid en de raad de in dat lid onder b en c bedoelde leden.
2. Burgemeester en wethouders verstrekken een aanbeveling van een of meer personen
voor elk vah de in artikel 2, lid 1, onder c bedoelde leden.
Artikel 4.
1. De zittingsduur van de leden is gelijk aan die van de leden van de raad, met
dien verstande, dat deze voor de eerste keer eindigt op de eerste dinsdag in
september 1978.
Aftredende leden kunnen terstond opnieuw worden benoerad.
2. Het lidmaatschap eindigt bij verlies van de hoedanigheid waarin de benoeming
plaats had.
3. Tussentijds benoemde leden treden af op het tijdstip, waarop de bij de aanvang
van de zittingsduur benoemde leden op groncl van het le lid van dit artikel af-
treden of hadden moeten aftreden.
Artikel 5.
In vacatures, ontstaan anders dan door periodieke aftreding, wordt met inachtneraing
van het bepaalde in artikel 2, lid 1, binnen drie maanden voorzien.
I - - i 7/.'"