- 2 - Landbouw/tu inbouw Met de regio zijn wij van mening, dat op de land- en tuinbouw te weinig nadruk wordt gelegd. Evenzo aan de afgeleide werkgelegenheid die uit deze bedrijfstak- Icen voortvloeit. Aan de omstandigheiddat velen hun bestaan nog in de land- en tuinbouw vinden is kennelijk wat voorbij gelopen. In dit verband gezien is de nadruk die wordt gelegd op de landschappelijke en ecologische waarden van het buitengebied onevenredig zwaar. Hoewel het uiteraard belangrijk is, waar mogelijk, deze waarden zoveel mogel$c te beschermen, menen wij toch dat dit niet tôt gevolg mag hebben dat de agrariër in een zodanige situatie wordt gemanouvreerd dat van eeri vrije bedrijfsvoering geen sprake meer kan zijn» .Jij prijzen ons gelukkig, dat door het landbouwschap inmiddels een reaktie op de onderhavige nota is geleverd. Hopelijk zijn Gedeputeerde Staten, gelezen deze reaktie, straks bereid in het streekplan wat meer nadruk op da landbouw te leggen. Verder zijn wij van mening, dat onderzocht moet worden of er niet meer ontploci- ittgskansen voor de tuinbouw zijn. Ook op dit punt zien wij het struktmlrplftn straks graag aangevuld. Koncentrat iegedachte In de nota is de conceptie van de reeds jaren aanwezige 11 ontwikkelingskernen in de provincie niet losgelaten. Op het reeds bestaande patroon wordt dus voortgeborduurd. Een zekere koncentratie wijzen ook wij direct niet van de hand. Vooral indien dit in het belang van de werkgelegenheid is. Wel wijzen wij elke vorm van het dirigeren van de bedrijven uit andere plaatsen in de provincie naar deze kemen zeer nadrukkelijk van de hand. Ook menen wij, dat het gestelde dat een bedrijf met meer dan 50 werknemers in een dergelijke kern thuishoort niet "hard" kan en mag zijn. ilaar onze mening moet in principe de vestiging van bedrijven, ook in de gemeen- ten die niet een alszodanig/ontwikkelingskern hebben vrij worden gelaten. /âangewezen Dit laatste moet zeker het geval zijn met die bedrijven die vanauds een zekere binding met een bepaalde gemeente hebben. Verder zal ook de vestiging van bedrij ven die passen in de struktuur van een bepaalde gemeente niet tegen raoeten wor den gegaan. Er valt zelfs voor te pleiten de vestiging te stimuleren. Plaatsen die zonder een nadrukkelijke aanwijzing alszodanig geschikt blijken te zijn voor een indu- strievestiging raoeten niet ten koste van de koncentratiegedachte worden afgererad. Een of andere vorm van dirigisme in dezen, tengevolge waarvan de leefbaarheid van het platteland opnieuw zou worden aangetast, verwerpen wij dan ook zeer na drukkelijk. Tenslotte onderschrgven wij ten voile de mening van de regio, dat de stelling in de nota dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid is gediend met grotere mate van verstedelijking niet kan bedoelen dat alléén het binnen de stad wonen en werken deze nntwikkeling mogelijk maakt. In de nota wordt het voorstel gedaan om een gebied ten westen van de stad Leeuwar- den te gaan bebossen. Hoewel wij in principe geen tegenstander zijn van bebossing van gebieden die zich daarvoor lenen - hierbij ware vooral te denken aan bebossing van gebieden die vanouds ook bebost waren - wijzen wij de aanleg van een bos ten westen van Leeuwarden zondermeer van de hand. Naar onze mening is het volkomen on- logisch een gebied te gaan bebossen dat van ouds onbebost is. Een aantasting van het karakter van de streek zou het gevolg hiervan zijn. Bovendien zou dit vernietiging van goede kultuurgrond en werkgelegenheid tôt ge volg hebben.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1976 | | pagina 78