Tijdens de zitting van de beroepskommissie is door de heer Haijma met klem betoogd, dat hij aan de wensen van de schoonheidskotnmissie niet verder wenst tegemoet te koraen, omdat naar zijn mening aan de eerste opmerkingen van deze kommissie voldoende is tegemoet gekomen, Hij wees er op, dat hij nog steeds de voorkeur geeft aan de bouw van een werkplaats met een platdak en de toepassing van B2 blokken, doch dat hij - om de goede wil te tonen - bereid is conform de 2e bouwtekening een flauw hellend dak en rode baksteen toe te passen. De beroepskommissie stelt zich op het standpunt, dat de heer Haijma inder- daad zijn goede wil heeft getoohd door vrijwel voll.edig aan de eerste opmer kingen van de schoônheidskommissie tegemoet te komen. Dat,een flauwhellend, in plaats een steiler dak is toegepast, is naar de mening van de kommissie mede een gevolg van de suggestie van,de schoonheidskommissie. ICôrtom de beroepskommissie meent dat het 2e bouwplan qua eisen van welstand aanvaardbaar is en adviseert ons kollege u voor te stellen het beroepschrift gegrond te verklaren en voorwaarde 2 te laten vervallen. Over dit advies hebben wij ons uitvoerig beraden en wij zijn tenslotte tôt de konklusie gekomen, dat wij ons wel achter het advies van de beroepskommis sie kunnen stellen. Weliswaar blijft een deel van ons kollege een; voorkeur geven aan een steilere dakhelling, maar dit argument is destijds niet doorslaggevend geweest bij onze besluitvorming. lïet belangrijkste argument voor onze beslissing was, dat de qpgaande muren moesten worden opgetrokken van rode baksteen, zodat het gebouw zou harmonieren met de omgeving. Om een thâns niet meer te achter halen reden zijn wij er van uit gegaan dat geen baksteen zou worden toegepast, terwijl thans blijkt dat de heer Haijma wel voornemens is de opgaande muren van rode baksteen te laten optrekken. Gelet hierop hebben wij minder behoefte aan de gestelde voorwaarde 2 en geven liw raad dan ook in overweging het beroepschrift van de heer Haijma gegrond te verklaren en voorwaarde 2 in te trekken. Op 9 januari 1976 kwam bij ons een verzoek binnen van de heer H.Anema, Truer- derdyk 30, Stierts v thans wonende Brëdyk 1 te Stiens - om het door de storm van 2 op 3 januari van dit jaar geteisterde pannedak met zwart gesatineerde golfplaten te mogen bedekken. Ter toelichting schreef de heer Anema erbijdat hij ook voornemens was om het woongedeelte met golfplaten te bedekken. Zoals gebruikelijk, werd dit verzoek ora nader advies doorgezonden aan de direkteur van gemeentewerken. Door deze werd op 15 januari 1976 geadviseerd dit verzoek voor wat betreft het woongedeelte niet in te willigen. e behandeling van dit advies en het verzoek van de heer Anema vond plaats in onze vergadering van 20 januari 1976. Tijdens de behandeling bleek, dat de golf platen, ook op het woongedeelte, reeds warén aangebracht. Voor ons kollege was er dus geen enkele aanleiding meer om op dit verzoek een snelle beslissing te nemen en werd het verzoek van de heer Anema, giet het oog op de konsekwenties die het verlenen van een toestemming om op woongedeelten golfplaten te leggen kan hebben, om nader advies doorgezonden aan de kommissie Openbare Werken en Verkeerszaken. Deze kommissie adviseerde in haar vergadering van 4 maart 1976, dat het aanbren gen van golfplaten op woongedeelten in het algemeen niet aanvaardbaar is. Opgemerkt moet worden, dat wat dit konkrete geval betreft 2 leden van deze kom missie een genuanceerder standpunt innamen. r* -

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1976 | | pagina 84