Nr. 81/ 4.
Afyloeiingsregeling openbaar kleuter- en lager onderwijs.
De raad der gemeente Leeuwarderadeel
gezien het voorstel van burgeraeester en wethouders dd. 21 januari 1981;
gelet op de bepalingen van de kleuteronderwijswet en de lageronderwijswet
b e s 1 u i t:
vast te stellen de volgende verordening betreffende de volgorde van afvloeiing
van het onderwijzend personeel van de gemeentelijke openbare scholen voor
kleuter-, gewoon lager- en buitengewoon lager onderwijs.
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
a. belanghebbende: lid van het onderwijzend personeel van een der gemeentelijke
scholen voor kleuter-, gewoon lager en buitengewoon lager onderwijs
te weten een leidster, hoofdleidsteronderwijzer(es)hoofd of
vakleerkracht van deze scholen.
b. onderwijs:
c. diensttijd:
het kleuter-, lager-, buitengewoon lager-, voortgezet- (w.o.
vormingswerk en leerlingwezen) en wetenschappelijk onderwijs
aan door het Rijk erkende instellingen en redelijkerwijs daarmee
gelijk te stellen instellingen zoals muziekscholen, schooladvies-
diensten en dergelijke.
De totale diensttijd doorgebracht bij het onderwijs zowel hier
te lande als bij door het Rijk erkende Nederlandse scholen in
het buitenland en de huidige en voormalige overzeese gebiedsdelen,
in een aanstelling als lid van het onderwijzend personeel of
redelijkerwijs daarmee gelijk te stellen aanstelling, waarbij een
aanstelling voor een bepaald aantal schooltijden of leseenheden
per week gelijk geacht wordt aan een aanstelling voor een gehele
week,
alsmede de tijd verplicht vervuld in militaire of deze vervangende
dienst,
alsmede de tijd doorgebracht in het genot van een vanwege het
ministerie van onderwijs en wetenschappen verstrekt wachtgeld
of uitkering na ontslag.
d. vaste aanstelling:
e. tijdelijke
aanstelling:
f. afvloeiing:
aanstelling voor onbepaalde tijd.
aanstelling voor bepaalde tijd.
tussentijds ontslag uit een tijdelijke aanstelling dan wel
ontslag uit een vast dienstverband van belanghebbende op grond
van opheffing van de school of een betrekking aan de school of
wegens zodanige verandering in de inrichting van het onderwijs
of de dienst van de school, dat de werkzaamheden van één of meer
der belanghebbende overbodig wordt.
Artikel 2.
1. Afvloeiing vindt plaats in de volgende rangorde:
a. eerst de belanghebbenden met een tijdelijke aanstelling;
b. daarna de belanghebbenden met een vaste aanstelling.
2. Binnen elke groepering genoemd in het eerste lid wordt onderstaande rangorde
aangehouden:
a. eerst degenen, die aan het bevoegd gezag schriftelijk te kennen hebben gegeven
geen bezwaar tegen afvloeiing te hebben, waarbij de oudste in leeftijd het
eerst in aanmerking komt;