V/tJi wl;ui L.i:hri I L aaiigaandu het Doroupsuhid 1 L y/un i]u Bi j1hulL
ingecteld hij Je afduling ruuhtepi auk van de r'.idj' van Stat~e~~Le^en het
iii h 1 1 iuLi 111LI van dH f otnu.ji i lJ M1 11 l) 01 /'2 b ungegrand vurklaring
ingeatuld beroep tegen een geweigerde bouwvei'gunning)
I n du i aadsvurgudering van 2ti ttibruari 1981 is duor uria bualutun but beroep
van du huer H.J.A. DijlholL tugun de weigering van het collège van burgemeester
en wuthoudera d.d. JU januari 1981 van een door hem gevraagde bouwvergunning
ungegi'ond te verklaren. Dit bealuit ia de heer Bijlhult op 19 maart 1901
tuegezonden.
Tegen deze bealiaaing heeft hij bij de afdeling rechtapraaK van de raad van
atate beroep ingeatald.
In het verweerachrift acht de heer Bijlholt het verwonderlijk dat door ona
wordt aangevoerd dat het belang van handhaving van het beatemmingaplan
prevaleert boven het belang dat hij heeft bij de realiaering van een garage
op een bij zijn woning gelegen atuK erf. juist nu de gemeente bij de bouw
van de door hem bewoonde woning een Juiste toepaaaing van de voorachriftan
van het beatemmingaplan naaat zich heeft neergelegd.
Het ia waar dat de bQuwvergunning voor de dubbele woning, waarvan de heer
Bijlholt één helft gakocht heeft, verleend ia in atrijd met het beatemmingaplan.
haar het hoeft nog helemaal niet waar te zijn dat wanneer de woning wel in
overeenatemming met het beatemmingaplan gerealiaeerd was, dit zou inhouden
dat een garage naaat die woning gebouwd had kunnen worden.
Wanneer de heer Bijlholt de helft van een dubbele woning aan de Ljipatrjitte
had gekocht en wel de woning gelegen in de hoek van de Ljurkatrjitte en
de Ljipatrjitte en dua op dezelfde plaata ala waar hij nu woont, dan had
de garage ook niet aan de zijkant van de woning gebouwd kunnen worden maar
alleen maar aan de achterkant.
Geiet hierop en ook op de overwegingen in ona bealuit hebben wij ona zeker
niet door verkeerde motieven laten leiden zoala de heer Bijlholt oordeelt.
Dat wlj "uni" gegaan zouderi zijn zoala door de heer Bijlholt wordt geateld,
ia unbegri jpeli j k nu wij in deze aangelegenheid niet eerder een besliaairig
genomen hebben.
Dok het feit dat de heer' Bijlholt apreekt van bij hem gewekte verwachtirigen
ia unbegrijpelijk nu van ambtelijke zijde met hem beaproken en afgeaproken
is wat de waarde was van de door hem genoemde adviezen van ona atedebouwkundig
buro beataande uit een acheta van een woning met een daaraan gebouwd bijgebouw.
Ten gunate van een goede overlegaituatie werd een anelle uitwiaaeling van
gegeveria wenaelijk geacht. Daarom ia de heer Bijlholt in een vroeg stadium
deze scheta overhandigd teneinde hem in de gelegenheid te atellen, wellicht aan
de hand daarvan een bouwplan te maken.
Dat ia door hem gedaan en ten behoeve van de realiaering daarvan ia door hem
een bouwvergunningaanvraag ingediend waar een bealiaaing op genomen is waar-
omtrent het onderhavige geachil loopt.
het wordt door ons betreurd dat de door de gemeente getoonde openbaarheid
van haar adviezen omtrent de statua waarvan de heer Bijlholt volledig op
de hoogte waa, thana in het geschil als bij hem gewekte verwachtingen
naar voren worden gebracht.
Kéaumerend achten wij het beroepachrift van de heer Bijlholt tegen onze
beslissing dan ook ongegrond.
Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Leeuwarderadeel
van 27 augustes 1901
"de aecÎNstania,
(h. Boachma)