achtste blad.
Ontbinding.
Artikel 16:
1. De stichting wordt ontbonden:
a. bij intrekking van de toelating,
b. door een daartoe strekkend besluit van het bestuur, -
c. door insolventie nadat zij in staat van faillissement is
verklaard, of door de opheffing van het faillissement wegens de
toestand van de boedel,
d. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.
2. Op een besluit tôt ontbinding van het bestuur is het in lid
1 van het voorgaande artikel bepaalde van overeenkomstige toe-
passing.
3. Bij ontbinding dient het bestuur de minister, belast met de
jzorg voor de volkshuisvesting, hiervan onmiddellijk in kennis
te stellen, tenzij de ontbinding als oorzaak heeft de intrekking-
van de toelating.
4. Bij ontbinding zal de vereffening geschieden door een of meer_
vereffenaarsaan te wijzen door burgemeester en wethouders van
ide gemeente waar de stichting haar woonplaats heeft. Bij hen
jberust de bevoegdheid de vereffenaars te schorsen en te ontslaa..
en andere vereffenaars te benoemen alsmede het toezich't op de
vereffenaars.
5. De vereffenaar dient te handelen overeenkomstig de volgende
bepalingen:
a. indien de onroerende goederen zijn gelegen binnen het werk-
terrein van een of meer toegelaten instellingen, wordt het ver-
mogen van de ontbonden stichting bij voorkeur ter gehele of
gedeeltelijke overneming aangeboden aan een of meer van die toe
gelaten instellingen; De aanbieding en de overdracht dienen te
geschieden onder de voorwaarde dat de overnemende toegelaten
instelling de schulden van de ontbonden stichting zal voldoen.
b. de gehele of gedeeltelijke overdracht van het vermogen mag
niet geschieden dan met goedkeuring van burgemeester en wethou
ders van de gemeente waarin de tôt het vermogen of het gedeelte -
van het vermogen behorende onroerende goederen zijn gelegen.
ic. indien de onroerende goederen niet zijn gelegen binnen het
werkterrein van een of meer toegelaten instellingen dan
wel de onder a bedoelde overdracht geen doorgang vindt, dienen
de aanbieding en de overdracht onder de onder a vermelde voor
waarde te geschieden aan de gemeente waarin de onroerende goede
ren zijn gelegen.
d. bij ontstentenis van onroerende goederen dienen de aanbieding
en de overdracht van het vermogen op de onder c vermelde wijze
te geschieden aan de gemeente waar de stichting haar woonplaats
hadf
e. voor zover wegens niet-aanvaarding van de aanbiedingen, be-
doeld onder a, c en d het vermogen niet is overgedragen, dienen—
I