heid zou willen hebben zijn o.a.: de keuze van de nieuwe subsidie-methode zal voor lanaere tijd inoeten gelden, oirdat wijziging van de subsidie-methode een aan- zienlijke ingreep betekent in de wijze waarop de Stichting haar administratie voert. ae bcicncing gaac er van u±c aat ievenuue±e> uauj-ge bdiai l&u gunste van de Stichting komen. Zo niet, dan moet er, naar de mening van de Stichting, duidelijkheid komen over de omvang van een (even- tueel) te vontien financiële buffer, die door de Stichting zou kun- nen worden aangewend bij tegenvallers en grote(re) investeringen die niet via de normale exploitatie kunnen worden opgevangen. Naar de mening van de Stichting zal ook bij het laatste een beroep cp een gemeentelijk subsidie mogelijk moeten blijven. In het algemeen bestaat er van de kant van de Stichting derhalve in- stenming met de voorgestelde nieuwe subsidie-methode maar er zijn een aantal punterjtnderdelenwaarover de Stichtina nog gaame enige duide lijkheid zou willen hebben. Tôt slot is de Stichting van mening dat, gezien het experimentele ka- rakter dat het invoeren van een nieuwe subsidie-methode over het alge meen met zich meebrengt, de gemeente - vooral in de eerste jaren - een flexibele houding aan dient te nemen ten aanzien van de Stichting S.K.W.L. De heer Van der Mark voegt hieraan toe dat het overschakelen op een nieuwe subsidie-methode de nodige moeilijkheden met zich meebrengt. De Stichting is bijv. ten opzichte van haar personeelsleden verplicht de C.A.O.-Welzijn te volgen. De salariskosten zijn als zodanig NIET door de Stichting te beïnvloeden en hiervoor zal derhalve een bepaalde garantie moeten worden ingebouwd. Mevrouw Tolk vraagt wat de Stichting S.K.W.L. bedoeld met buffervorming De heer Dijkstra antwoordt dat de gedachten van de Stichting ten aan zien van de eerdergenoemde buffervorming gaan in de richting van een reservefonds opgebouwd uit (eventuele) jaarlijkse saldi. Dit fonds, waaraan een bepaald maximum zou kunnen worden verbonden, zou dan kunnen worden aangewand voor: (eventuele) latere tekorten; en onvoorziene uitgaven. Mevrouw De Boer vraagt of de genoemde saldi kunnen ontstaan doordat aktiviteiten geen doorgang vinden. Zou dit wel zo zijn, dan zou naar haar mening, een dergelijk voorstel niet in overweging moeten worden genomen. De heer Dijkstra antwoordt dat dat niet het geval is. Het gaat niet otn (eventuele) batige saldi ontstaan door het niet doorgaan van aktiviteiten maar om batige saldi ontstaan door: extra inkomsten uit de bar; en minder onkosten voor bijv. nutsbedrijven - 4 - V-»qp ----- -■ gr - - --- a- - -i.-r -- a -5>-1 j i}<£S0 j OOH- ©Fï S*~

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1985 | | pagina 55