- 81 -
nummer 98 van bijlage II van het RW
(routegeleidingsbord voor het vervoer van gevaar
lijke stoffen). In ieder geval zou de routering
moeten omvatten: routes ter vermijding van bevol-
kingscentra en routes van en naar chemische be
drijven en andere daarvoor in aanmerking komende
bedrijven, instellingen en laad-, los- en over-
slagplaatsen in de gemeente.
Indien tôt de aangewezen route rijks- of provin
ciale wegen behoren, ware vooraf met het oog op de
plaatsing van de routeringsborden overleg met de
wegbeheerders te plegen. Van besluiten tôt aan-
wijzing moet worden kennis gegeven aan.
a. de dir. generaal van het Ministerie van Verkeer
en Waterstaat.
b. dir. generaal van de rijkswaterstaat.
c. de commandant van het korps contrôleurs gevaar
lijke stoffen.
d. de algemene verladers- en eigen vervoersor-
ganisatie.
e. de commi ssie van overleg voor het goederen ver
voer.
f. het collège van gedeputeerde 3taten.
g. de in aanmerking komende bedrijven in de
gemeente
De schriftelijke ontheffing kunnen voor een be-
paalde tijd als wel voor een bepaalde reeks geval-
len worden gegeven. Tevens is er de mogelijkheid
aan deze ontheffing voorwaarden te verbinden. (Zie
ook hieronder).
Artikel E 6
Artikel 8, lid 3> van het Règlement gevaarlijke
stoffen schrijft voor, dat tijdig van tevoren de
burgemeester van de gemeenten, waar een transport
met gevaarlijke stoffen, waarvoor door de Minister
van Verkeer en Waterstaat vergunning is verleend,
aanvangt of eindigt, dan wel waar gevaarlijke
stoffen worden overgeladen, een dergelijk
transport gemeld moet worden.
Een moeilijkheid hierbij is, dat de meldingen niet
geheel aan hun doel beantwoorden.
Enerzijds worden alleen de gemeenten, waar een
transport aanvangt of eindigt, dan wel waar gevaar
lijke stoffen worden overgeladen, op de hoogte
gesteld, zodat de tussenliggende gemeenten onkun-
dig blijven van een dergelijk vervoer, anderzijds
beschikken de mee3te gemeenten niet over voldoende