- 90 - Ad I, 1, b en c. Betreden van andere gebouwen terreinen bi.j uitoefening van politiedwang. Is het binnentreden van woningen met grondwette- lijke waarborgen omringd, datzelfde kan niet gezegd worden van het betreden van andere plaatsen dan woningen. Hoe zit het nu met de bevoegdheid tôt het betreden van plaatsen die geen woningen zijn? Voor de uitoefening van politiedwang zal het vrijwel steeds noodzakelijk zijn andere plaatsen dan woningen te betreden. In dit verband is van belang een arrest van de Hoge Raad waarin dit collège een tweetal ambtenaren van een waterschap ontslag van vervolging terzake van artikel 461 Wetboek van strafrecht verleende, omdat artikel 14, tweede lid, van de waterschapsreglementen ambtenaren ook tegen de wil van de rechthebbende de grond mochten betreden. Uit dit arrest kan worden afgeleid dat in het algemeen de bevoegdheid tôt het betreden van terreinen (en andere gebouwen dan woningen) een direct gevolg is van de politie- dwangbevoegdheid, derhalve ook die opgenomen in de artikelen 152 en 210 van de gemeentewet. Zou dit niet zo zijn dan zou de politiedwangbevoegdheid weinig praktische zin hebben. Daarentegen lijkt het betreden van buurerven tegen de wil van de rechthebbende niet zonder meer moge- lijk. Vergelijk Hof 's-Gravenhage, 16 oktober 1974, N.J. 1975, 302, met noot Prins. AD I 2 en 3 b en cBetreden van andere gebouwen en terreinen bij uitoefening van toezicht en bi.1 opsporing De zorg voor de naleving van autonome gemeente- lijke strafbepalingen strekt zich behalve tôt politiedwang ook uit tôt het toezicht op de nale ving van de betrokken bepalingen en tôt opsporing van strafbare feiten ingevolge deze bepalingen. Indien de uitoefening van dit toezicht dan wel de opsporing het binnentreden van woningen noodza kelijk maakt, dienen hierbij de voorschriften van de Wet van 1853 in acht te worden genomen. Voor het betreden van andere plaatsen dan woningen ligt dit anders. De bevoegdheid tôt het betreden van terreinen en andere gebouwen dan woningen wordt, zoals al eerder gezegd in de Grondwet niet met spéciale waarborgen omringd. De vrije sfeer van de burger is: hier in veel mindere mate in het ge- ding. Toch kunnen deze plaatsen niet zonder meer worden betreden. Afgezien nog van het bepaalde in de artikelen 138, 170 en 461 van het Wetboek van

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1988 | | pagina 202