- 91 -
strafrecht, loopt de binnentredende ambtenaar het
gevaar in de knoop te komen met artikel 370 van
het Wetboek van strafrecht, hetwelk immers met
straf bedreigt de ambtenaar die, met overschrij-
ding van zijn bevoegdheid on zonder inachtneming
van de bij de wet bepaalde normen, in de woning of
het be3loten lokaal of erf, bij een ander in ge-
bruik diens ondanks binnentreedt, of wederrech-
terlijk aldaar vertoevende, zich niet op vordering
van of vanwege de recnthebbende aanstonds verwij-
dert. De ambtenaar die in de uitoefening van zijn
controlerende of opsporende functie terreinen en
andere gebouwen dan woningen zal moeten betreden,
moet zich gesteund weten door een in een regeling
neergeschreven bevoegdheid. Deze bevoegdheid be-
hoeft hem, gelet op het bepaalde in artikel 172
van de Grondwet, niet bij wet in formele zin te
worden gegeven, maar kan hem ook bij lagere
(gemeentelijke) verordening worden verschaft.
Artikel H 3 verschaft deze bevoegdheid.
Ad II.
Het bovenstaande geldt wanneer het gaat om auto
nome gemeentelijke bepalingen. Wanneer het bepa-
lingen betreft welke gebaseerd zijn op een bijzon-
dere wet, kan een afwijkende regeling gelden. Dat
geldt bijvoorbeeld voor de bepalingen welke geba
seerd zijn op de Wet geluidhinder, de
Afvalstoffenwet en de "helingsartikelen" in het
Wetboek van strafrecht.
Ad II la. Binnentreden van woningen bij uitoefe
ning van politiedwang.
Gaat het om politiedwang ter handhaving van mede-
bewindsbepalingen dan heeft de bevoegdheid tôt
binnentreden van woningen haar regeling gevonden
in de artikelen 153 en 154 van de gemeentewet. In
artikel 153 wordt als de macht (de autoriteit) die
de last (tôt binnentreden) geeft, aangewezen het
bestuursorgaan dat de in artikel 151 bepaalde
medewerking aan medebewindsbepalingen verleent.
Dat is in de regel het collège van B. en W. tenzij
uitdrukkelijk anders is bepaald.