d. dfa 26c gemeensch.r. - 3 - Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur Artikel 6. Samenstelling 1. Het algemeen bestuur van het schap bestaat uit zoveel leden als het aantal deelnemende gemeenten bedraagt. 2. a. De in lid 1 bedoelde leden worden benoemd door en uit elk der raden (de voorzitter inbegrepen) van de gemeenten. b. Voor elk lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen. De be- noeming van de plaatsvervangende leden vindt tegelijkertijd en op overeenkomstige wijze plaats als de benoeming van de leden. c. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor 4 jaar met dienverstande dat de leden aftreden op de dag waarop de zit— tingsperiode van de gemeenteraad afloopt. d. De raden van de gemeenten wijzen bij de aanvang van elke zit- tingsperiode zo spoedig mogelijk nieuwe leden van het algemeen bestuur aanAftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aan gewezen e. Indien tussentijds een plaats van een lid vakant komt geeft de voorzitter daarvan kennis aan de gemeenteraad die het aangaat Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden wordt in de vakature voorzien. f. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van af treden opengevallen plaats tôt lid van het algemeen bestuur is benoemd treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden. Artikel 7. Bevoegdheden 1. Aile bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur. 2. Het algemeen bestuur kan hem toekomende bevoegdheden geheel of ge- deeltelijk, delegeren aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks be stuur oefent die bevoegdheden uit naar door het algemeen bestuur te stellen regels. 3. Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit met uitzondering van: a. de bevoegdheden van de gemeenteradenzoals deze zijn toegekend bij en krachtens de Woonwagenwet b. het vaststellen en wijzigen van de begroting; c. het voorlopig vaststellen van de rekening; d. het vaststellen, wijzigen en intrekken van verordeningen e. het nemen van besluiten, bedoeld in de artikelen 23, 24, en 25. 4. Het algemeen bestuur kan op voorstel van het dagelijks bestuur en na overleg met het betrokken gemeenteraad en de provincie besluiten tôt wijziging van het aantal en de plaats van de in het provinciaal woonwagenplan genoemde woonwagencentra of tôt wijzigingvan het in dit plan genoemde aantal woonwagens, waarvoor de afzonderlijke woonwagencentra bestemd zijn. 5. Een besluit in het 4e lid behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. De artikelen 230, 231, 232, 235, 236 en 237 van de gemeen- tewet zijn van overeenkomstige toepassing. 6. Indien een besluit bedoeld in lid 4 anders dan in overeenstemming met het betrokken gemeentebestuur tôt stand is gekomen wordt dat bestuur in de gelegenheid gesteld binnen een daarbij te stellen termijn van tenminste een maand zijn schriftelijk vastgestelde be- zwaren aan het dagelijks bestuur te zenden. Voor wat betreft de verboden handelingen wordt verwezen naar arti kel 20 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1988 | | pagina 23