- 8 -
b. enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in ver—
binding staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te ver-
toeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden, dat daarmee
het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd
in de onder a. vermelde wet, aanwezig is.
2. Van het in het eerste lid onder a. omschreven verbod is de houder
ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke ver-
klaring heeft afgegeven, dat de kans op overbrenging van een
infectieziekte is uitgesloten.
3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepa-
lingen krachtens de in het eerste lid, onder a., genoemde wet.
HOOFDSTUK 3 UITZONDERINGS- STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
artikel 25
Uitzonderingsbepalingen
Deze verordening is niet van toepassing op:
a. voorzieningen waarin de kinderopvang is geregeld bij of krachtens
enig ander wettelijk voorschrift dan deze verordening;
b. lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen of inrichtingen
gelegenheid wordt geboden kinderen voor de duur van het bezoek te
doen verblijven.
artikel 26
Strafbepaling
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2 en 13 en het
bepaalde in Hoofdstuk 2, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste
2 maanden of een geldboete van de tweede categorie.
artikel 27
Opsporingsambtenaren
1. Burgemeester en wethouders kunnen, naast de in artikel 141 van het
Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, een of meer
ambtenaren belasten met de zorg voor de naleving van deze verordening.
2. Zo dikwijls de zorg voor de nakoming van een in of krachtens deze
verordening gesteld voorschrift dit vereist, wordt hierbij aan de in
het eerste lid bedoelde ambtenaren de last verstrekt om gebouwen en
bouwwerken binnen te treden.
Voor zover deze last woningen betreft, wordt deze verstrekt met inacht-
neming van de wet van 31 augustus 1853 (Stb.83) en de daarop gekomen
wijzigingen.
artikel 28
Overgangsbepaling
Houders, die reeds voor de inwerkingtreding van deze verordening
een kindercentrum en/of gastouderbureau beheerden, dienen binnen een
termijn van een jaar na inwerkingtreding van deze verordening aan de
in en krachtens deze verordening gestelde eisen te voldoen en ervoor
zorg te dragen dat het kindercentrum, respectievelijk gastouderbureau
eveneens aan de in en krachtens deze verordening gestelde eisen voldoet.
- 9 -