- 3 - etc.) dient door belanghebbende zelf te worden betaald; ook deze kosten moeten uit de factuur blijken. Het bedrag voor de andere kosten (onderdeel c) beoogt niet kostendekkend te zijn. Lid 2. Het begrip "eigen huishouding voeren" is aanmerkelijk verruimd. Wie zelfstandig, dat wil zeggen niet als alleenstaande bij de ouders inwo- nend, woonruimte bewoont met eigen inboedel en stoffering komt in aanmer- king. Het is aan te nemen dat een kamerbewoner lagere verhuiskosten maakt dan iemand, die een groter huis achterlaat. Daarom is er gekozen voor een differentiatie naar het aantal achter te laten kamersDit voorkomt dat de gemeente in feite gaat meebetalen aan de inrichting van een groter huis. De differentiatie naar bezoldiging is gebaseerd op de gedachte, dat er tussen de waarde van de inboedel en het inkomen een zekere relatie bestaat. Lid 3. Als beide echtgenoten of levenspartners belanghebbende zijn in de zin van de regeling, wordt de hoogte van de tegemoetkoming bepaald aan de hand van hun gezamelijk inkomen. Dit is eenvoudig als beiden bij dezelfde gemeente in dienst zijn. Mochten er verschillende overheidsinstanties bij betrokken zijn,. dan ligt het voor de hand dat die elk een proportioneel deel van de vergoeding betalen. Dit zal in onderling overleg moeten worden geregeld. Lid 4. Om te voorkoraen dat een belanghebbende die geen eigen huishouding voerde en dus heel veel nieuw moet kopen zich op kosten van de gemeente gaat inrichten, komt hij voor deze tegemoetkoming niet in aanmerking. In bijzondere omstandigheden kan hierop een uitzondering worden gemaakt. Te denken valt bijvoorbeeld aan een situatie dat iemand zelfstandig woont in gedeeltelijk gestoffeerde woonruimte. Volgens de voorwaarden geldt dit niet als het voeren van een eigen huishouding, maar betrokkene kan dan toch in aanmerking worden gebracht voor een tegemoetkoming op basis van dit lid. Hetzelfde geldt voor een belanghebbende die tijdelijk elders wordt geplaatst en daarom tijdelijk andere woonruimte betrekt, maar zijn oude woning aanhoudt. Als een verplaatsing van tijdelijke aard wordt aangemerkt een verplaatsing voor een periode van maximaal twee jaar. Artikel 7 In principe kunnen alleen belanghebbenden die verhuisplichtig zijn, aanspraak maken op een tegemoetkoming in de reiskosten. Lid 1. Omdat de reiskosten voor verhuisplichtigen relatief hoog kunnen zijn, is het van belang in het oog te houden of wel voldoende inspanningen worden verricht om aan de verhuisverplichting te voldoen. De tegemoetkoming in de reis- en pensionkosten komt automatisch te vervallen als belanghebben de niet binnen twee jaar na het ontstaan van de verhuisverplichting is verhuisd. Dat komt omdat dan de aanspraak op de verhuiskostenvergoeding vervalt (zie lid 2 van dit artikel in samenhang met artikel 5)Hierbij

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1991 | | pagina 29