strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verplaatsen, in
enig opzicht te wijzigen of te verstoren.
b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te
laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar
gebracht
Artikel 6
1. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5 moet schriftelijk
worden ingediend bij burgemeester en wethoudersDaarbij worden de door
hen verlangde gegevens overgelegd.
2. Indien blijkt dat de aanvrager niet de verlangde gegevens heeft
overgelegd, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager binnen een
maand na ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid alsnog binnen
veertien dagen de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te
leggen.
3. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager niet
binnen de in dat lid bedoelde termijn van veertien dagen de in dat lid
bedoelde ontbrekende gegevens heeft overgelegd, is de aanvrager niet-
ontvankelijk in zijn aanvraag met ingang van de dag, volgend op de
laatste dag van de in dat lid bedoelde termijn van veertien dagen.
4. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager naar
het oordeel van burgemeester en wethouders de in het tweede lid
bedoelde ontbrekende gegevens in onvoldoende mate heeft overgelegd,
verklaren zij de aanvrager binnen veertien dagen na de dag waarop hij
die gegevens heeft overgelegd niet-ontvankelijk.
5. Indien de aanvrager ontvankelijk is in zijn aanvraag, leggen bur
gemeester en wethouders de aanvraag voor een ieder ter inzage. De
terinzagelegging wordt op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt,
waarbij mededeling wordt gedaan van de mogelijkheid om binnen een
termijn van veertien dagen bezwaren in te dienen bij b. en w.
6. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag en de daartegen in-
gebrachte bezwaren terstond ter kennis van de monumentenkommissie
7. Binnen twee maanden na afloop van de bezwarentermijn, brengt de
monumentenkommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders.
8. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning
binnen vier maanden na de indiening danwel ontvankelijkverklaring van
de aanvraag. Zij kunnen hun beslissing voor ten hoogste twee maanden
verdagen; hiervan doen zij de aanvrager onmiddellijk schriftelijk
mededeling.
9Indien de burgemeester en wethouders niet voldoen aan het achtste lid
wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
10. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van hun
besluit aan de monumentenkommissie en aan degenen die hun bezwaren
kenbaar hebben gemaakt
11. Een vergunning blijft buiten werking gedurende 30 dagen na de datum
waarop zij is verleend danwel van rechtswege is verleend. Indien
gedurende die termijn beroep is ingesteld op grond van de Wet ad-
ministratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen, blijft de vergunning
buiten werking totdat op dat beroep is beslist, tenzij met toepassing
van artikel 107 van de Wet op de Raad van State (Stb. 1986, 670) op een
desbetreffend verzoek beslist wordt de schorsing op te heffen.
Artikel 7
Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk
monument geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in
overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een
beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in