Voorkomen wordt op deze wijze dat bewoners van de buurgemeenten
in vergelijkbare omstandigheden bv. kosten voor een bril wel
vergoed krijgt, terwijl in de eigen gemeente een ander besluit
valt.
b. In principe wordt bij de draagkracht uitgegaan van een bere-
kening op jaarbasis. (12 maandelijkse periopde waarbij de
maand van aanvraag de eerste maand van de periode is.
Bij maandelijkse temgkerende kosten voor een periode korter dan
een jaar, wordt de draagkracht vervolgens evenredig toeberekend
aan de periode waarop de kosten plaats vinden, dit geldt ook
tavhet drempelbedrag
c. Draagkrachtpercentage vaststellen op de huidige 35%. Tevens
wordt aanbevolen om de zg. tweede schijf te laten vervallen
en in het tweede of meerdere achtereenvolgende jaar waarin
sprake is van toekenning bijzondere bijstand het percentage
verlagen naar 25.
Argumenten hiervoor zijn:
- de tweede schijf nauwelijks wordt gebruikt in de hedendaagse
praktijk,
- het steeds moeilijker wordt om de financiele ruimte aan te
spreken naar mate de duur van de bijzondere kosten langer
is.
d. Voor de woonkostentoeslag boven de huursubsidiegrens zal 100%
van de draagkracht in aanmerking genomen moeten worden om
niet onredelijk grote verschillen te krijgen met degenen die
een woonkostentoeslag ontvangen op basis van de normen van de
huursubsidie. Bij bedoelde woonkosten zal als bijzondere
kosten moeten gelden de berekende huurkosten minus de maxima-
le eigen bijdrage volgens de huursubsidietabel. (momenteel
425,—).
e. Het dient sterk aanbeveling om voor de draagkracht niet het
volledige vermogen mee te nemen boven het bescheiden vermo-
gen, maar een percentage van 50.
Juist bij ouderen die van spaarzaamheid een deugd hebben
gemaakt blijkt in de praktijk dat de huidige regel onredelijk
verschillen kan geven.
f. Inkomstenvrijlating vanwege part-time werkzaamheden en inkom-
sten uit pensioenvrijlating voorbewoners van inrichtingen en
bejaardenoorden behoeven niet meegenomen te worden bij de
draagkrachtberekening
Het eerste om de motivatie om te gaan werken positief be-
invloeden en het tweede vanwege een bescherming van de soci-
aal-maatschappelijke positie van de veelal oudere in de
samenleving. Bij beide groepen zich in de praktijk veelvuldig
allerlei kleine kosten voor te doen waarvoor het ondoenlijk
is in alle gevallen bijstand te vragen.
T