vangt die naar aard en strekking overeenkomt met een toelage als bedoeld onder a, die al dan niet vermeerderd met de ar- beidsongeschiktheidsuitkering 73% of meer bedraagt van de middelsom, waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering is of zou zijn berekend; c. een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Stb. 1972, 313), berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80% of een toelage op grond van dat hoofdstuk, die al dan niet ver meerderd met de arbeidsongeschiktheidsuitkering 70% of meer bedraagt van het dagloon, waarnaar de arbeidsongeschiktheids- uitkering is of zou zijn berekend; d. na beSindiging van zijn dienstbetrekking een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet (Stb. 1987, 88) over de maximale duur, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van die wet; e. een uitkering ontvangt, die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering bedoeld onder a of d; worden, indien deze uitkeringen worden ontvangen in verband met een gewezen dienstbetrekking van 8 of meer uren per week, in aanmerking genomen voor de periode van drie jaar, bedoeld in het tweede lid, en voor de perioden gelegen in de vijf jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, bedoeld in het derde lid. 5. Voor de periode van drie jaar, bedoeld in het tweede lid en voor de perioden gelegen in de vijf jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, bedoeld in het derde lid, worden perioden waarin een persoon een tot zijn huishouden behorend kind: a. beneden de leeftijd van 6 jaar verzorgt, zonder dat deze per soon in dienstbetrekking van 8 of meer uren per week werkzaam is geweest of een uitkering heeft ontvangen als bedoeld in het vierde lid, volledig, en b. vanaf de leeftijd van 6 jaar doch beneden de leeftijd betrek- king van 8 of meer uren per week werkzaam is geweest of een uitkering heeft ontvangen als bedoel in het vierde lid, voor de helft in aanmerking genomen. 6. Voor de toepassing van het vijfde lid worden als periode van ver- zorging niet meegeteld de periode waarin: a. de verzorgende persoon als werknemer in de zin van een wette- lijke regeling inzake werkloosheid recht heeft op een uitkering ter zake van werkloosheid; en b. de verzorging buiten Nederland plaatsvindt anders dan tijdens vakantie 7. Indien er in een gezamenlijke huishouding meer verzorgende personen zijn als bedoeld in het vijfde lid, wordt voor de toepassing van dat lid als verzorgende persoon van het kind beschouwd, degene van deze personen die zij als zodanig hebben aangewezen. Ingeval geen verzorgende persoon wordt aangewezen, zijn burgemeester en wethouders bevoegd een van hen die naar hun oordeel als verzorgende persoon moet worden beschouwd, als zodanig aan te wijzen. 8. Voor de toepassing van het vijfde en zevende lid wordt onder: a. een kind verstaan een eigen, aangehuwd of pleegkind; b. een pleegkind verstaan een kind dat als eigen kind wordt onder- houden en opgevoed.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1991 | | pagina 19